Vorst Zjang heeft bij de opening van de eerste van drie Bonte Avonden minder florissant nieuws te melden. De carnavalskas laat een tekort van duizend gulden zien. Zijn woorden zijn amper koud of er is al een comité gevormd, Het Duizend Guldencomité. Hoe carnaval in Weert leeft manifesteert zich in een opbrengst van vijftienhonderd gulden nog vóór vastenavond. Onder de regie van Jo van der Velden en Tjeu Meewis en in een fraai décor van Joep Goldschmitz voltrekt zich weer een hoogstaand kolderprogramma met louter lokale amateurs; uniek in carnavals-land. Deze keer gaan de artiesten Op Wereldreis. Natuurlijk weer met Lei en Driek in de hoofdrollen. Maar we moeten in één adem daarbij ook Zus Weerts, May van Kuyk en Solly Bergmans noemen. Jo van der Velden heeft niet alleen zijn berijmde aankondigingen van de diverse acts, hij blijkt ook de tekstdichter te zijn van het vastelaovendj-lidje 1958 De Spoetnik, met muziek van Johnny Hoes. Nadat Prins Twan I uit 1957 weer gewoon burger is geworden, staat na een demasqué Ton Joosten tussen alle artiesten en de Raad van Elf op het toneel: Weert heeft zijn Prins Ton d’n ieërste, de vierde Prins uit de Beekstraat. Driek I, Lei I, en Sjra I gaan hem voor. Zijn devies: Wieert vuur alles en hij stelt de Orde van ut maelzekske (meelzakje) in.

Bij het nalezen (digitaal) van de kranten uit deze periode valt op dat carnaval steeds meer nieuwswaarde schijnt te krijgen en dat de beschouwingen in stijl en woordkeus steeds meer bij carnaval aansluiten. Ook opvallend is dat niet alleen de Raad van Elf en de middenstand, maar ook het stadsbestuur steeds beter in de gaten beginnen te krijgen dat carnaval voor Weert een winstgevend (in welke betekenis dan ook) exportartikel voor de Rogstaekersstad is geworden.

Het Boerenbal wordt drukker bezocht dan ooit en niet alleen ‘op locatie’. Het boerenbruidspaar wordt dit jaar gevormd door Elly Slabbers en Bert Weekers. Steeds meer aandacht is er voor het kindercarnaval. Zaterdagmiddag vóór vastenavond is de hele Raad van Elf in het Paleis van de Rog present om de kleine Raad van Elf, met Jeugdvorst Ronny (Janssen) aan het hoofd, helemaal in het nieuw te steken. In optocht en met muzikale begeleiding van de jeugddrumband van de Hieronymusschool op de Biest trekt de stoet naar het ouderlijk huis van Jeugdprins Luud I (Maas). Op het stadhuis wordt deze even later door de Opper-Opper-Rogstaeker zelf geïnstalleerd. De eerste daad van de jonge Prins is het benoemen van de hem begeleidende drumband als Jeugdprinselijke muziekkapel. Een paar uur later vindt ongeveer hetzelfde ceremonieel plaats. Prins Ton I met zijn gevolg, gedragen door de muziek van De Stedelijke, trekt naar het stadhuis om voor drie dagen de stadssleutel in beheer te krijgen. Vervolgens gaat het gezelschap naar het Paleis van de Rog voor een zeer drukke receptie. Onder de gasten zijn ook de Vorst van de Limburgiaclub uit Den Haag. Uit dankbaarheid voor de verdiensten van Lei de Borgie voor die club (heeft hij ook niet in Amersfoort de boel al eens flink opgewarmd?) ontvangt Vorst Zjang de versierselen behorend bij de Orde van de Ooievaar uitgereikt. Vorst Jean blijft met zijn tegenprestatie Groot-officier in de Orde van de Rog niet achter. Jeugdprins Luud I krijgt alsnog van de burgemeester de sleutel van het stadsachterpoortje uitgereikt.

De optocht op zondagmiddag trekt ruim zeventigduizend kijkers. Niet alleen vanuit Weert en de regio, maar vanuit het hele land komen mensen naar Weert. Het is een hele klus voor de politie om zoveel voertuigen een parkeerplek te geven. Dat lukt echter wonderwel en met weinig sores. De optocht is van zeer hoge kwaliteit. De Prinsenwagen, gebouwd door Buurtschap De Beekstraat en kleurrijk opgemaakt met vele duizenden papieren rozen, steelt de show. Buurtschap De Oelemarkt behaalt voor de zoveelste keer de eerste prijs bij de wagens met de fantastische Maanwagen. Ook de Moul in Rouge (wat een woordspeling!) van Buurtschap De Biest en De Hel van Buurtschap Boshoven vallen in de prijzen. In de kinderoptocht op maandag laten Jeugdprins Luud en zijn Adjudanten zich vervoeren in een gouden caleche die wordt getrokken door vier gitzwarte paarden. Het is een werkelijk schitterende stoet met vele duizenden deelnemertjes. Bij het traditionele bezoek aan het St. Jans Gasthuis krijgen Prins Ton I en Jeugdprins Luud I totaal onverwacht van legerplaats Budel het verzoek om de daar onlangs gearriveerde, gerepatrieerde Ambonezen te bezoeken. Uiteraard wordt aan dit verzoek voldaan. De Jeugdprinselijke drumband en de Boore Hermeni-j voorop, ‘bezetten’ de Raad van Elf, de Jeugdraad van Elf en de beide Rogstaekersprinsen met hun gevolg de Legerplaats. Deze eerste kennismaking met carnaval moet bij de Ambonezen toch heel vreemd zijn overgekomen. Gelukkig is daar Prins Ton I. In het Maleis weet hij met een toespraak de mensen op hun gemak te stellen. Wat heet: even later is, alsof het om een inburgeringscursus gaat, een complete Euro-Aziatische polonaise aan de gang.

Prins
Ton I Joosten

Adjudanten
Jan van Lierop
Frits Bernaerts
Harrie Kimmel
Piet Bos

Devies
Wieërt vuuër alles

In de orde van
Ut Maelzekske

Jeugdprins
Luud I Maas

Boerenbruidspaar
Ellie Slabbers
Bert Weekers

1e prijs optocht
Buurtschap de Oelemarkt

Liedje: De Spoetnik
De werreltj es zoee gek as wat
Me vingtj van alles oet
Met wuurd deej neemus mieer verstieet
Goeesj mer in munnen hoed
Atoomzuil, H-bom en zoee mieer
Krieege vae noow gein les
De maon es zelfs al niet mieer echt
Noow dur un kunstmaon es:

Refrein:
Tuut, tuut, – Fiep, fiep
Tuut, tuut, – Fiep, fiep
Dao keumptj de Spoetnik aan

Tuut, tuut, – Fiep, fiep
Tuut, tuut, – Fiep, fiep
Waat vluugtj hae fiin zien baan

Tuut, tuut, – Fiep, fiep
Tuut, tuut, – Fiep, fiep
As det zoee doeer mot gaon
Dan vleege vae, tuut, tuut, fiep, fiep

Straks lekker nao de maon
Waat motte jong en maegtjus doon
Zoee soonger romantiek
Gae zetj toch zoeemèr neet ineins
Ut Mäönke aan dun dieek
WannÍeer ‘ne iong ze maegtje kusj
Ast zunke zaocht verdwientj
Dan zieete neet “mun leefste wecht”
Kieek waat de kunstmaon schientj:

Refrein