Het heeft wat voeten in de aarde gehad, maar op 20 mei 1892 start de eerste coöperatieve handkracht boterfabriek in Tungelroy. En dat is meteen een primeur voor de provincie Limburg.
Onder de bezielende leiding van hoofdonderwijzer van de plaatselijke lagere school, Jean Ament, hebben 33 boeren met totaal iets meer dan 180 koeien zich verenigd.
Het idee van een coöperatieve vereniging voor het maken van boter komt uit het naburige Bree in België.
De inrichting van de fabriek gebeurt door de aankoop bij de gebroeders Mélotte in Remocourt ( provincie Luik in België). Daar worden volgens het reisverslag van Ament “de aller-noodzakelijkste apparaten voor de prijs van ongeveer 1.200 francs” aangekocht.
Er is niet meteen sprake van een fabriek. Het bakhuis van de boerderij van Peerlings doet de eerste weken dienst. Peerlings is overigens de eerste voorzitter van de nieuwe coöperatie.
Een maand later verhuist de apparatuur naar een nieuw pand. De eerste weken van productie verlopen niet geheel van een leien dakje. De kinderziekten in de geleverde apparaten lossen de medewerkers zelf op. En die verbeteringen neemt de leverancier, de firma Mélotte, zelfs over.
Vooral Belgische afnemers zijn buitengewoon tevreden over de kwaliteit. En dat heeft zijn weerslag op de prijs. Er wordt dubbel zoveel betaald voor de fabrieksboter als de prijs voor de boerderijboter. De fabriek krijgt een voorbeeldfunctie niet alleen in de regio maar ook daarbuiten.
In 1903 verhuist de fabriek naar de Tungelerschans en wordt tevens overgegaan op stoomkracht.