Op 30 mei 1571 worden getuigen over een voorval gehoord. Jacop Aretz (55 jr.) verklaart dat Gerit Meijssens zijn huis is ingelopen (vermoedelijk aan het begin van de Beekstraat) en de sergeant van het Spaanse vendel, don Lowijs de Renoijs hem met drie of vier soldaten achterna gekomen is.
Er heerst sinds de winter van 1570 een gespannen verhouding tussen de burgerij van Weert en het Spaanse garnizoen. Dat leidt tot schermutselingen en ‘zinloos’ geweld. In de getuigenis van 30 mei is dan ook te lezen: “Dat Don Lowijs de Renoijs, Gerit Meijssens gestoten ende geslagen. Tijs Knoups (45 jr.) en Tijs Smets (43 jr.) hebben gesien dat Gerit Meijssens comen is metten sergent und dat Gerit tot hem sacht: “hij en solts daer niet bij laeten ende clagen (bij) den Hertoch (van Alva) al solt hem sijnen grijsen kop coste. Doen heefft hij Geritten deerlicken met voeten in sijnen schoot gestoten ende met sijnen vuijsten in sijn aengesicht gestoten dat hij ongestelt van aensicht was und tuijgen dat Gerit in den will was om aen den Capitein te gaen claegen, waer met dat de sergent hem weder te rugge trock und noch meer gestoten ende geslaegen und dat tot protester (protest) van die gantzen naebuerschap”.
Op de herrie voor de deur van haar huis komt Mercken, de vrouw van Gerit, naar buiten. Toen heeft de sergeant ook haar geslagen en gestoten, zodat zij op haar rug gevallen is. Vervolgens wordt Gerit Meijssens door de sergeant gevangen genomen.
Burgemeester Anthonis Snijders getuigt nog dat hij rond 30 april gezien heeft, hoezeer de dochter van Gerit Meijssen ‘seer gewont was aen haer hoofft van den soudaet (soe men sacht) der in sijnen huijse lach’. Blijkbaar hebben de Spaanse overheersers korte lontjes.