In een rechterlijk archiefstuk van 14 juli 1635 staat een verklaring over een spotgedicht tegen de minderbroeders franciscanen. De beklaagde is Frans Weelers.
Frans Weelen wordt gehoord en gevraagd of hij het volgende spotvers op de minderbroeders publiekelijk gebezigd heeft:
“Sij gaen gecleedt als nerren. (narren)
Sij hebben koppen als verren.(stieren, of vaarzen)
Sij gaen gebonden als dief
Sij hebben schoon vroukens lief.”
Frans Weelen ontkent dit.
Matthewijs Messemekers getuigt dat hij Frans Weelen ongeveer een maand geleden in aanwezigheid van Peter Mooren, een glasmaker, de volgende woorden heeft horen zeggen:
“Sij brullen als verren.
Sij gaen gecleijt als nerren.”
Maar hij heeft niet de woorden gehoord:
“Sij gaen gebonden als dieff.
Sij hebben schonne vrouckens lieff”
Messemekers kan zich niet herinneren dat er iemand anders bij geweest is dan Peter Mooren.
Hij heeft deze woorden oorspronkelijk horen zeggen door een zekere Frans Koetten die zei dat hij zoiets in de bijbel gelezen had. Messemekers weet ook niet op wie deze verzen betrekking hebben!
Frans Weelen ontkent nogmaals ten enenmale deze woorden geuit te hebben, maar hij bekent wel ‘sinne Religie te wesen van de gereformeerde relisie’. Hij verklaart gereformeerd te zijn. Het is zeer uitzonderlijk dat dit in een proces uitdrukkelijk erkend wordt.