In Weert is de Schepenbank gevestigd en op 6 september 1605 wordt Herman Franssen, ‘der Keteler soen’, gedwongen daar een zogeheten oirvrede af te leggen. Een oirvrede is een voor het gerecht afgelegde verklaring dat de delinquent geen wraak zal nemen op degenen die hem veroordeeld hebben.
Herman Franssen, ‘der Keteler soen’, waarschijnlijk afkomstig van Nederweert, heeft zich misdragen tegenover de schout. Er zou eind augustus een wolfsjacht plaatsvinden, maar er hebben zich te weinig drijvers gemeld. De schout heeft vervolgens enkele mensen gedwongen aan de jacht deel te nemen. Herman verzet zich en bedreigt de schout met zijn spies. Hans van den Heuvel, vertegenwoordiger van de overheid, eist dat hij gestraft zal worden metter kaecken oft den steen te draeghen. De “cake” is de schandpaal; de “steen dragen” betekent dat men een zware steen moest dragen, in dit geval van de Maaspoort tot de Beekpoort.
Dan wordt voor de schepenbank een verklaring voorgelezen met uitvoerige excuses. De beklaagde smeekt om genade. Hij legt de gelofte af op zijn blote knieën dat hij zijn leven lang zich nooit meer tegen de schout of zijn dienaars teweer zal stellen. Hij belooft dat hij zich voortaen altijt eerlijck, deuchdelijck, vromelijck, lieffelijck ende vredelijck met eenijder halden sal, noch oock tghene voorschreven is aen nijemant, wije (het) oock sij, sal wreken, oft doen wreken selfs oft doer andere directelijck oft indirectelijck .
Houdt hij zich hier niet aan dan mag men hem straffen “aan lijf en leden”.
Verder belooft hij dat hij komende zondag in de kercke van Neerweert in presentie van stadthelder ende schepenen aldaer ende den volcke ter hooghmissen vergaedert sijnde , eenen voetval doen sal ende insgelijcx vergiffenisse bidden van tghene voorschreven is……
Soo moet mij Godt helpen ende alle sijne heijligen. Actum (=gedaan) den sesten Septembris 1605.
Voor hem zijn borg gebleven Gielis Truijen van Laer en Rut Bloemers van Nederweert voor honderd vijftig gulden.