Zijn komst blijft delicaat, maar de van oorsprong Duitse prinsgemaal Prins Hendrik arriveert op 25 oktober 1918 rond 11.40 uur met de trein in Weert. Hij komt naar de stad in zijn functie van voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis.
In het gevolg van de prins bevinden zich onder meer zijn adjudant, kapitein-luitenant ter zee, jonkheer J. van Balen, en de heer mr. W.A. Baron van Ittersum, onder meer werkmeester van de Juaniten-orde. Prins Hendrik wordt ontvangen door vertegenwoordigers van het Rode Kruis.
Prins Hendrik en zijn gevolg bezoeken de door het Rode Kruis opgezette ‘nood-zieken-inrichtingen’. De vluchtelingen zijn afkomstig uit bezet Franrijk. Zij kiezen voor een vluchtroute via Maaseik naar de deze regio, waarschijnlijk omdat er nog een tramverbinding tot aan de Nederlandse grens beschikbaar is.
De reis vanaf de Belgische grensplaats Molenbeersel richting Weert gaat te voet, te paard en als het even meezit vanaf Stramproy opnieuw met de tram. Vaak alleen met wat zij met hun handen kunnen dragen, komen de vluchtelingen in Weert aan. Ouderen, zieken en kinderen worden in Weert ondergebracht onder meer in het Bisschoppelijk College, het St. Jozefsgebouw, in de kloosters van de stad en het St. Jans Gasthuis. Ook particulieren nemen heel wat vluchtelingen op. Boeren stellen hun schuren en stallen voor de opvang beschikbaar. Geschat wordt dat in oktober 1918 circa vierduizend ontheemden uit Franrijk in Weert, maar ook in Stramproy een veilig heenkomen hebben gevonden.