Rond 2.30 uur breekt op 15 november 1962 een grote brand uit in de oudste vleugel van het Bisschoppelijk College aan de Molenstraat.
De brand wordt ontdekt door bewoners van de slaapvertrekken voor de personeelsleden van het enorme scholencomplex. De brand is zo omvangrijk dat de brandweerkorpsen uit Roermond en Eindhoven moeten komen assisteren. Bovendien hebben zij de beschikking over modernere apparatuur, blus- en ladderwagens dan de brandweer van Weert.
Nog tijdens de brand komen burgemeester Henri van Grunsven, wethouder Harry Peeters en de commissaris van de gemeentepolitie Theo van Osta polshoogte nemen. Uiteraard zijn ook de interne leerlingen en docenten die in een ander deel van het complex hun slaapvertrekken hebben door de brand gewekt en aanschouwen de ravage met gemengde gevoelens.
Door de correspondent van de Maas- en Roerbode, wordt de bisschop van Roermond, mgr. Petrus Moors, die jarenlang directeur van het College is geweest en op dat moment in Rome verblijft, op de hoogte gesteld van de brand.
Volgens de overlevering zou de eerste vraag van mgr. Moors zijn geweest: ‘Hoe is het met mijn wijn?’.
Geluk bij een ongeluk is dat de nieuwbouw van het College aan de Nelissenhofweg slechts enkele weken eerder in gebruik is genomen.
Weert besluit (toevallig of niet) direct tot de aanschaf van de eerste ladderwagen voor de plaatselijke brandweer.