Het college van burgemeester en wethouders van Weert nodigt op 8 maart 1961 een groep inwoners uit om zitting te nemen in het Regelingscomité Eeuwfeest 1962.
Voortvarend, zoals het blijkbaar destijds gebruikelijk is, wordt de RK Oratoriumvereniging Weert verzocht een kostenindicatie te maken voor het schrijven van een muziekwerk ter gelegenheid van de viering van het 900-jarig bestaan van de stad Weert.
Ook de Oratoruimvereniging laat er geen gras over groeien. In een brief aan het college van 13 maart staat een eerste kostenindicatie. Voor het schrijven van de muziek met de lengte van circa zestig minuten vraagt de componist een honorarium van vierduizend gulden.
De kosten van een tekstdichter worden geschat tussen de vijfhonderd en zevenhonderdvijftig gulden. Daarbij wordt fijntjes opgemerkt dat het aantrekken van een tekstdichter in nauw overleg met de componist moet gebeuren, zodat de muziek de overhand houdt.
En dan zijn er nog de kosten voor het vermenigvuldigen van het klavieruittreksel, de orkestpartituren en de koorpartijen. Deze worden geraamd tussen de zevenhonderdvijftig en duizend gulden. In totaal is de gemeente voor het muziekwerk bijna zesduizend gulden kwijt. Dat wordt allemaal te gortig. Het college besluit dat in plaats van een muziekstuk opdracht wordt verstrekt voor het opstellen van een boekwerk en een ‘stedelied’. Aan wie deze opdrachten zijn verstrekt blijkt niet uit het dossier.
De Oratoriumvereniging wordt bij brief van 29 maart meegedeeld dat vanwege de hoge kosten het college afziet van het muziekstuk.
Uiteindelijk gaat de viering van 900 jaar stad Weert helemaal niet meer door.