Tijdens de raadsvergadering van zaterdag (!) 13 maart 1920 ontspint zich een discussie tussen de burgemeester Kolkman en raadslid Tempelman over de winst die de gasfabriek van Weert maakt. Er ligt namelijk een voorstel van de ‘Vereeniging van Gasfabrieken’ om de gasprijs te verhogen van zestien cent naar 18,5 cent per kubieke meter.
Het Kanton Weert plaatst, zoals destijds gebruikelijk, een bijna woordelijk verslag van de raadsvergaderingen.
De gasfabriek zorgt niet alleen voor het verwarmen van huizen, maar levert ook gas voor de straatverlichting. Elektriciteit is in Weert (nog) nauwelijks aanwezig.
Door raadslid Tempelman wordt opgemerkt dat de gasfabriek in 1918 bij een omzet van 80.000 gulden een winst heeft gemaakt van bijna 34.000 gulden. Hij is van mening dat deze bedragen toch niet in verhouding tot elkaar staan. De gasprijs voor de eindverbruiker moet omlaag.
Burgemeester Kolkman merkt op dat de winst niet alleen het gevolg is van gasleveranties. De gasfabriek maakt ook omzet door de levering van cokes aan met name de gehuchten van de stad. Bovendien heeft men in 1918 veel bruinkolen ingekocht, die in 1918 goedkoop waren.Voor de volledigheid merkt Kolkman op dat de gasprijs in dat jaar 17,56 cent per kubieke meter heeft bedragen.
Hij zegt verder dat uit nieuwe berekeningen blijkt dat in 1920 er geen winst meer wordt gemaakt, maar dat gasfabriek een verlies zal lijden van 627 gulden. Dat komt volgens de burgemeester onder ander door hogere salarissen en de duurdere kolen.
En zoals het wel vaker gaat, wordt de verdere discussie doorgeschoven naar de gascommissie. De raad besluit het verzoek van de ‘Vereeniging van gasfabrieken’ voor kennisgeving aan te nemen.