In een akte van 29 maart 1842 worden de in Weert achtergebleven broers, zusters, nichtje en neef van Willem van Heijthuijsen genoemd. Hij is “geëmigreerd” naar Haarlem, waar Frans Hals twee portretten van hem geschilderd heeft. Hij is daar overleden in 1650.
In de acte staat: “Verschijnen voor Schepenen Frans van Heijthuijsen voor hem selven, Peter Caris als man en momber sijnder huijsvrouwe, Martijn van Heijthuijsen, Mattijs van Heijthuijsen ende Goort Monens als vader ende voorstander sijns kints genamt Regel verweckt bij wijlen Angnees van Heijthuijsen saliger, ende den Borgemeester Goort van Heithuijsen als volmacht hebbende van sijnen oom Wijlm van Heijthuisen wonende binnen die stede van Haerlem ons geblecken ende hebben samenderhandt geguet als recht Thonis Flipsen in eenen moshoff groot ontrent 25 roeden gelegen buijten de Maespoort regenoten ter eenre Peter Comans ende ter ander sijdeThonis Flipsen voorschreven, onbelast behalven eenen stuijver chins.”
De ‘moshoff‘ heeft vroeger toebehoord aan hun grootvader Merten van Heijthuijsen.
Goort van Heijthuijsen is een zoon van Gerard van Heijthuijsen en een neef van Willem van Heijthuijsen.