Op de Elfde van de Elfde 1948 maakt tijdens de inmiddels traditionele openings-zitting met de Raad van Elf en de Rog-staekers-vereiniging in vol ornaat, Vorst Zjang Vaessen de plannen en ambities voor het komende carnavals-seizoen bekend. Eerst echter wordt de onlangs overleden Louis Baeten, schrijver van het carnavalsliedje 1937 ’t es vastelaovendj, eederein es bli-j met een minuut stilte herdacht. Samengevat: er zal in 1949 geen traditionele optocht trekken in verband met het 2 x 11-jarig bestaan van v.v. De Rogstaekers in 1950. Dan staat onder meer een grootse optocht op de plan-ning. Wel gaan de Bonte Avonden en de bekende bals (Prinsen- en Boerenbal) door. Ook zal de jaarlijkse krant De Rog–staeker verschijnen. In plaats van een ‘gewone’ optocht trekt de Prinsenwagen door de binnenstad en buurt-schappen, verenigingen en een–lingen kunnen zich daarbij carnavalesk aansluiten. Het nieuwe liedje zal uit de verwachte inzen-dingen worden gekozen.
Er is trouwens nog een reden voor een wat soberdere viering van carnaval: het tonen van piëteit met de Nederlandse militairen die overzee zijn uitgezonden vanwege de problematiek tussen ons land en Nederlands Oost-Indië (Indonesië). Dorus Rooymans heeft wederom de leiding over de (twee) Bonte Avonden en de decors zijn een kunstproduct van Jan Tullemans (Jan van Toeën van Marianneke). Uiteindelijk komt er geen nieuw carnavalslied. Als prima alternatief worden de liedjes van 1937, 1938, 1946, 1947 en 1948 luidkeels meegezongen. Het Boerenbal wordt – heel ver-ras-send en zeer gewaardeerd – in boerenkledij bezocht door burgemeester C. Kortmann en zijn echtgenote. Volgens de krant is het er heel gezellig en druk.
De enorme populariteit van Prins Lei d’n ieërste blijkt maar weer eens tijdens de voorbeschouwing op het Prinsenbal en de daar te verwelkomen nieuwe Prins. Het Land van Weert spreekt van het afscheid van Prins Lei de Onvergetelijke. Die nieuwe Prins blijkt Pierre Joosten te zijn, ook al gezagsdrager over het Rogstaekersrijk in 1939. Hij gaat dus op herhaling met een flink pak carnavalservaring, niet alleen als Prins maar ook als onder meer schatbewaarder bij de Raad van Elf. Hij wordt als Pierre d’n ieërste op een bierton binnengedragen en uit de omstuimige reacties blijkt meteen dat de Raad van Elf weer een goede keus heeft gemaakt. Zijn gang naar het stadhuis maakt Zijne Doorluchtige Zotheid te paard: hij is nu eenmaal lid van ruiter-club St. Martinus. Burge-meester Kortmann heeft weer een geestige speech in petto voor de aanwezigen voordat hij, bijgestaan door Overste Schouten en huis-arts De Pont (een combinatie die we nu niet zouden kunnen bedenken), de stadssleutel voor drie dagen overdraagt. Daarna is er de gebruikelijke tocht, voor één keer te paard, naar het Paleis van de Rog, toen nog Hotel Jan van Weert. Op maandagmiddag beweegt zich vanaf de Markt een stoet voort door de binnenstad, met Raad van Elf en de Prins en zijn gevolg. Het is ongeveer de route van een ‘normale’ optocht, zij het dat ook de Maaspoort wordt aangedaan en vanaf de Biest de Observantenstraat, de Jan van der Croonstraat en het Morregat. Veel verklede kinderen trekken enthousiast mee… Wordt er soms snoep gestrooid?
Waarschijnlijk onder het motto voor elck wat wils heeft Het Cultureel Genootschap tijdens de carnavalsdagen het cabaret van Wim Sonneveld naar Weert gehaald met de opvoering van ’t Is historisch; een terugblik op vier eeuwen humor en satire. De K.A.B. (Katholieke Arbeidersbeweging) laat in het St. Josephsgebouw drie dagen lang de band Musica (Gebr. Hendriks) optreden. Het is een wat al te zwartgallige bewering dat carnaval op dinsdagavond uitgaat als een nachtkaars. Feit is wel dat er niet al te veel volk meer op straat is, maar het is dan ook guur weer. In de zalen en cafés is het wel nog redelijk druk. Op naar de viering van het 2 x 11-jarig bestaan van v.v. De Rogstaekers volgend seizoen!
Bij deze gedachte past een verwijzing naar een wat gedragen artikel in Het Land van Weert van 25 februari. Daarin wordt een citaat aangehaald uit het door Anton van Duinkerken geschreven boek De verdediging van carnaval. Een frivoliteit – maar wel met een ernstige ondertoon – van de auteur. Hij schrijft: ‘….het feest dat nimmer kan vergaan dan met de mens…’. Een meer dan geruststellende gedachte voor doorgewinterde carnavalisten. Een sobere vastelaovendj of niet, De Rogstèker beleeft zijn volgende jaargang, zoals altijd met dwaze verhalen, grappen en wetenswaardigheidjes. Dit jaar worden roep-, scheld- en geuzennamen vermeld van Weertenaren uit het verleden. Door sommigen wordt al een link gelegd naar komende nieuwe straatnamen…. Misschien nog niet te laat?