Op 3 december 1571 melden de Schout, in dit geval Godert Kael, en de Rentmeester van de Heer, Jurgien van Uthwijck (de oude) zich bij oud-burgemeester Jan Hesen. Zij eisen van Jan Hesen een bedrag van vijftig gulden dat door Nijs Beckers bij hem in bewaring is gegeven.
Wat is er aan de hand?
Na de beeldenstorm, waar Nijs Beckers als aanhanger van het calvinisme aan deelgenomen zou hebben, proberen gelijkgezinden geld en goederen ergens veilig onder te brengen. Deze kunnen anders wel eens door de stad of de nieuwe heersers geconfisqueerd (in beslag genomen) worden.
De Schout en de Rentmeester vermoeden dat ook Nijs Beckers die vijftig gulden bij de oud-burgemeester heeft ondergebracht.
Jan Hesen weigert dit bedrag te overhandigen met het argument dat, toen hij in 1567/1568 burgemeester in Weert is geweest, mijn vrow van Hoern (Anna van Egmont, de moeder van Philips van Montmorency) noch (nog steeds) gebott ende verbott heefft gehadt.
Met andere woorden, Anna van Egmont is in die periode nog de landsvrouwe van Weert en beschikt dan over alle soevereine rechten. Koning Philips II van Spanje heeft hier nog niets te vertellen.
Nijs Beckers komt tot “inkeer” en bestemt, samen met zijn vrouw Jenna, in hun testament van 28 augustus 1579 hun huis op de Hoge Steenweg tot een gasthuijs voor vier oude mannen ende een maecht.
Daarvoor zou de stichting jaarlijks uit hun vermogen honderd gulden krijgen.