Op 18 februari 1603 wordt een proces opgetekend tussen Frans Verheij(d)en, wonende op de Korenmarkt, de zoon van Claes Verheij(d)en, en zijn oom Jacop Smuijsers.
Verheij(d)en protesteert tegen het eigenmachtig optreden van zijn oom en voogd bij de verdeling van de goederen van zijn “heerken” (zijn grootvader) Frans Wagemans.
Uit dit proces blijkt dat Jacop Smuijsers diens onroerende goederen bij leven heeft verdeeld in drie delen onder zijn drie kinderen of hun wettige nakomelingen.
Dit is de aanleiding om de aandacht te vestigen op twee van zijn kleinzonen die zich in Haarlem gevestigd hebben. Frans Wagemans heeft protestantse sympathieën. Hij is getrouwd met Barbara Smuijsers. Blijkbaar is de familie Smuijsers nogal dominant, want zijn zoon noemt zich Jan Smuijsers en hij heeft op zijn beurt twee zonen die zich in Haarlem ook Smuijsers noemen.
De scheiding en deling van de erfenis van Frans Wagemans tussen Jacop Smuijsers en Frans Claes Verheij(d)en zoon en Jacop Wagemans (!) en Peter Wagemans (!), kinderen van Jan Wagemans (!), vond plaats in 1592 en is volgens de verklaring uit Haarlem van Peeter Jan Smuijsers (!) soen van 12 juli 1603 vreedzaam verlopen (notaris Willems uit Haarlem). Grootvader ontvangt van elke erfgenaam als een soort pensioen dertig gulden per jaar.
De drie erfgenamen zijn dus wijlen Jan Smuijsers, Jacob Smuijsers en een dochter, gehuwd met Claes Verheij(d)en. Zij zijn kinderen van Dierick Smuijsers, geboren rond 1550/51 in Weert. In 1596 was Dierick Smuijsers binnenburgemeester van Weert, toen de stad is overvallen door tweeduizend soldaten van het staatse garnizoen van Nijmegen.