Magdalena Smuysers overlijdt op 16 maart 1679 in Haarlem en is op dat moment weduwe van Johan van Heijthuijsen. Johan is een zoon van Mathijs van Heijthuijsen uit Weert, een broer van Willem van Heijthuijsen. Zijn moeder heet Claeseken Neijnens.
Johan wordt door zijn vader in 1653 voor het leren van een vak naar Haarlem gestuurd. Hij wordt voor negen jaar in dienst genomen door Thielman Roosterman, koopman in Haarlem.
Deze zal hem kost en inwoning geven en jaarlijks twee hemden en een el lijnwaad om daar ‘beffen van te (laten) maken’. In het zevende en achtste jaar zou hij bovendien honderd gulden krijgen en in het negende jaar driehonderd gulden.
Al in 1655 wordt Johan van Heijthuijsen lidmaat van de gereformeerde kerk. Na zijn leertijd krijgt hij van de executeurs-testamentair Thielman Roosterman en Marten van Sittart (uit Weert) en als zodanig regenten van ‘het Hofje’ van Willem van Heijthuijsen in Haarlem een lening van drieduizend gulden.
Op 12 februari 1664 wordt het huwelijk gesloten tussen Johan van Heijthuijsen en Magdaleen Smuysers. Tijdens haar zwangerschap maakt het echtpaar in september 1665 een testament. De echtelieden krijgen één dochter, Joanna geheten. Deze kan dan in 1665/66 geboren zijn.
Johan van Heijthuijsen woont later in de Koningstraat en handelt in garen uit Silezië, zoals vele andere Weertenaren in Haarlem. Je zou haast van een monopoliepositie van de Weertenaren kunnen spreken.
Dan blijkt dat de zaken niet goed zijn gegaan. Johan van Heijthuijsen heeft grote schulden gemaakt bij de erfgenamen en de stichting van zijn oom Willem van Heijthuijsen.
Dit blijkt eens te meer, wanneer na het overlijden van zijn vrouw voor haar enige erfgename de minderjarige dochter Joanna, de inventaris van de boedel wordt opgemaakt. Er resteert nog een ongelofelijk grote voorraad aan onverkochte textielwaren.