Op 26 mei 1982 ontvangen de Weerter kunstenaars Rob Kars en Renier Vaessen van het toenmalige ministerie van CRM (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk) een subsidie van negentigduizend gulden.
De beide kunstenaars hebben een uniek project ontwikkeld waarbij bewegende bamboestokken aan nylondraden geluid produceren. Naast de bamboestokken worden fluitketels, een wc-borstel, een olievat, kiezelstenen en glasplaten gebruikt. Het instrument bestaat hoofdzakelijk uit afval. Een proefopstelling is in de recreatiezaal van het voormalig pensionaat Saint Louis ingericht.
Kars en Vaessen dienen een subsidieverzoek in bij de Raad voor de Kunsten, afdeling Experimenten. Deze is onder de indruk en laat via het minsterie weten: “Het betreft de uitvinding van een nieuw instrument met tal van mogelijkheden. De vorm van het instrument is visueel aantrekkelijk. Er is sprake van een goed doordachte conceptie.“
Van het subsidiebedrag gaat ongeveer de helft op aan de bouw van het podium. De andere helft is bedoeld voor het transport naar uitvoeringen in het land en elektronische foefjes.
Het is al met al een enorm instrument geworden zodat het plaatsen ervan de kunstenaars nog jarenlang hoofdbrekens bezorgt.
Het oorspronkelijke instrument wordt in de loop der jaren steeds verder uitgebreid en staat dan lange tijd opgesteld in een van de gymzalen (beter bekend als Boostenzalen) van het voormalige Bisschoppelijk College aan de Nelissenhofweg. Onder meer tijdens exposities en gedurende de jaarlijkse Open Monumentendag is het instrument te beluisteren geweest.