Dat in het verleden ook weleens goederen van inferieure kwaliteit worden geleverd, blijkt uit een proces van 10 juni 1616.
Henrick Mr. Reijnders beklaagt zich erover dat hem door Peter Neijnens ondeugdelijke wol is geleverd. Het gaat om een zak van 278 pond wol ad 12 stuivers het pond die in april is ontvangen ‘in des heeren waege’ (in het voormalige stadhuis, anno 2014 het Gemeentemuseum Jacob van Horne).
Hij zou hiervoor 91 gulden en 16 stuivers moeten betalen. De inhoud van de zak heeft hij gedeeld met zijn zwager Peter Caris. Ook deze verklaart dat de wol niet beantwoordt aan de door de verkoper voorgespiegelde kwaliteit. Ze hebben de zak nog in de waag stuk gesneden en bevonden dat ‘Peter Neijnens hem bedrogen hadde ende hem stub (dialect=stof) ende dreck voer wolle vercocht hadde, maar Peter Neijnens zei: Ick hebse u gelevert !’ Dus betalen! Bij de transactie zou tevens zijn gezegd dat de koper, als de waar hem niet bevalt, de koop weer ongedaan kan maken met de betaling van twee kannen bier.
Wanneer een koop gesloten wordt, wordt dit bezegeld met het drinken van de lycoop (handgeld door koper gegeven bij een eigendomsoverdracht). Bij bovenstaand geval is dit gebeurd ten huize van Wijnant Schaven. Er worden nu twee sentsmannen (bemiddelaars) gezonden naar Peter Neijnens gestuurd om hem ‘enen halven reaal te presenteren tot restitutie van den lijcop’ met het verzoek om de partij wol terug te nemen.
Het komt tot een proces dat achteraf bezien heel vreemd verlopen is. Zo treden er geen procureurs op. Familieleden die optreden als getuigen, worden niet zoals gewoonlijk gewraakt. Op de argumenten van de verweerder Henrick Mr. Reijnders wordt door de schepenen niet ingegaan.
Het vonnis ten nadele van Henrick Mr. Reijnders stoelt op puur formele gronden.