Nu de voorlopige onderzoeksresultaten bekend zijn van het archeologisch onderzoek naar de voorburcht en de hand wordt gelegd aan de consolidatie van de kasteelpoort laait de discussie weer op. Wat staat er nu afgebeeld op de gedenktafel van gravin Johanna van Meurs. Linksboven in elk geval het kasteel in Horn. Rechtsboven het nieuwe kasteel de Nijenborgh en de paterskerk in Weert maar wat staat er tussenin? Is het de eerste kasteelpoort van de voorburcht die onlangs tijdens het archeologisch onderzoek werd teruggevonden of kijken we naar de Aldenborgh het eerste kasteel van de graven van Horne in Weert.
Baron van Hövell tot Westerflier schreef in 1964 een artikel over de gedenktafel van gravin Johanna van Meurs, waarin hij onomstotelijk bewijs levert dat één van de kastelen die op de gedenktafel is verbeeld, de hoofdburcht van kasteel Nijenborgh tussen 1466 en 1477 toont. De auteur stelt in het artikel de hypothese dat het gebouwencluster rechts van de hoofdburcht, het oudere kasteel Aldenborgh (de voorganger van Nijenborgh) verbeeldt. In elk geval is door het archeologisch onderzoek in 2021 vastgesteld dat de fundering van de eerste kasteelpoort niet overeenkomst met de omvang van het gebouw dat staat afgebeeld op de gedenktafel.
Baron van Hövell tot Westerflier wijst er in zijn artikel over de memorietafel op dat de hoofdburcht in de afbeelding een stuk hoger is weergegeven (dat wordt vooral duidelijk wanneer we de weg langs en naar de getekende complexen volgen), dan de gebouwen ter rechter zijde. Er lijkt dus sprake te zijn van twee complexen die in één afbeelding zijn samengebracht. Wat deze waarneming sterkt, is dat de poort vóór de brug over de tussengracht, geen integraal onderdeel is van het kleine complex op de tekening, maar hier bovenop is getekend!Het bouwwerk dat op de memorietafel is te zien, is niet eenvoudig te ontleden. De memorietafel is verloren gegaan, waardoor we ons moeten behelpen met een zwartwitopname die vóór de vernietiging van het werk is gemaakt. (Inmiddels bestaat er ook een ingekleurde variant) Ook moeten we ons realiseren dat het bouwwerk een miniem onderdeel is in een op zichzelf al niet al te groot werk (87 bij 94 centimeter). We zien op een reproductie in het archief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een complex met een toegangsbrug en dus ook een omringd door een gracht. De brug is als een vaste brug weergegeven, maar door de kleine schaal durft men hieraan geen consequenties te verbinden. Het complex lijkt een vierkante grondvorm te hebben, maar omdat slechts twee van de vier zijden zijn getekend, staat dat ook niet vast. Het complex binnen de gracht is aan de zichtzijden ommuurd. Op de hoek menen we kantelen te kunnen onderscheiden en een rank (arkel- of hoek)torentje. Dit is het enige hoektorentje dat op de schildering is te weergegeven. Overigens moet Aldenborgh een ronde omgrachting hebben gehad, omdat vierkante burchten in Nederland pas in 1248 voor het eerst, en daarna pas vanaf 1282 werden gebouwd, zo blijkt uit onderzoek naar kasteel Oud Haerlem en de kastelen die in opdracht van Floris V werden gebouwd.
De toegangsbrug leidt op het schilderij naar een poort in de muur, geflankeerd door twee kleinere gevelopeningen. Boven de poort torent een hoog torenvolume uit met een zadeldak tussen trapgevels. In het verleden is dit torenvolume veelal aangeduid als poortgebouw en werd er gewezen op een uitkraging van de voorgevel. De aanduiding als poortgebouw is wat eigenaardig, omdat het geschilderde volume qua bouwmassa het complex onevenredig stevig domineert. De vraag dient zich aan of de toegangspoort aan het einde van de brug wel een integraal onderdeel is van dit dominante volume of dat het gebouw vrij van de toegangspoort staat. Kijken we naar de hoofdburcht op het schilderij, dan lijkt bijvoorbeeld ook de kapel verbonden te zijn met de frontmuur terwijl te bewijzen is dat dat pertinent niet het geval is, waardoor de gedachte hierboven wordt gevoed.
Donjon kasteel Aldenborgh
Tot in de veertiende eeuw werden in het huidige Nederland donjons gebouwd en de Aldenborgh zou naar verluidt aan het einde van de dertiende eeuw al hebben bestaan of zijn gebouwd. Het gebouw op de gedenktafel zou zomaar een donjon kunnen zijn. Een donjon is een middeleeuwse versterkte woontoren. De naam is afkomstig van het Gallo-Romaanse woord dominionem (op zijn beurt weer afgeleid van het Latijnse dominium/dominus) en betekent zoiets als “(huis van de) Heer”. Inwendig bevat een dergelijke toren drie tot vijf kamers boven elkaar, die oorspronkelijk steeds een hele verdieping beslaan. Over het algemeen had minstens één kamer een stookplaats. De oudste woontorens hebben een ingang boven de begane grond, zodat de meestal van een tongewelf voorziene kelder alleen van binnenuit toegankelijk was. De jongere woontorens hebben hun ingang op de begane grond. Een donjon was aanvankelijk een zelfstandig bouwwerk. In veel gevallen werden rond de donjon in de loop der tijd andere gebouwen opgetrokken, of werd de donjon opgenomen in een ommuurde vesting. Zo ontwikkelde zich het kasteel, waarbij de donjon diende als laatste toevluchtsoord.
Feit is dat tijdens het recente archeologisch onderzoek van de voorburcht geen sporen zijn aangetroffen van het torenvolume dat op de memorietafel is verbeeld. De omvang in grondplan is ook niet te verenigen met de fundamenten van een poortgebouw dat aan de thans nog bestaande poort is voorafgegaan.
Ook van het gebouw dat tussen 1466 en 1477 rechts van het torengebouw is afgebeeld, ontbreekt in de ondergrond ieder spoor. Van dit gebouw (In Weert vaak betitelt als economiegebouw), dat éénlaags lijkt te zijn (en dan ook minder diep gefundeerd zal zijn geweest, waardoor fundamenten in principe weggegraven zouden kunnen zijn), is op de memorietafel het zadeldak te zien, één trapgevel en een dakkapel aan de zijde van het plein. De trapgevel, een geveltype dat in de twaalfde eeuw al voorkomt, is vrij overtuigend geschilderd als een onderdeel van de ommuring maar kan evengoed een opbouw zijn. Er zijn in deze trapgevel geen vensteropeningen te zien. Er zijn overigens ook geen schoorstenen (op het torenvolume evenmin) geschilderd.
De poort aan de zijde van de tussengracht is gedekt met een klein zadel- of schilddakje. Dat is temeer interessant, omdat men vermoedt dat de poort aan de zijde van de Biest met eenzelfde soort dak is uitgevoerd op het schilderij! De poort is betrekkelijk ondiep, van een ‘gebouw’ lijkt hier geen sprake te zijn. Over de gracht is en houten brug geschilderd. Zoals reeds vermeld, is de hoge situering van de poort op het schilderij wat vreemd. De poort bevindt zich op dezelfde hoogte als de kap van het pand rechts naast het torenvolume.
Baron van Hövell tot Westerflier ziet hierin, zoals eerder gesteld, een belangrijk argument dat op de memorietafel niet de voorburcht van Nijenborgh, maar het kasteel Aldenborgh is geschilderd. De analyse van het geschilderde complex doet vermoeden dat baron van Hövell tot Westerflier en voor hem Von Oidtmann het bij het rechte eind hebben gehad.
Op plattegronden uit het derde kwart van de zestiende eeuw, uit 1643 en uit 1703, komt men dit torenvolume nergens tegen. Niet op de voorburcht van Nijenborgh, maar ook niet bij het Minderbroedersklooster dat in 1461 door graaf Jacob van Horne werd gesticht. Op de kaart van Jacob van Deventer ontbreekt ook ieder spoor.
Dit doet vermoeden dat het torenvolume in het derde kwart van de zestiende eeuw al niet meer bestond. Dat het is verdwenen vóór de oorlogshandelingen gedurende de Tachtigjarige oorlog, doet vermoeden dat de toren is afgebroken. Dit past in het beeld dat bestaat van kasteel Aldenborgh, dat naar verluidt in 1461, toen het door Jacob van Horne werd afgestaan aan de orde der Minderbroeders om er een klooster te stichten, in niet al te beste staat verkeerde.
Bronnen:
De gedenktafel van Gravin Johanna van Meurs, 1964
Nijenborgh de geheimen achter de poort, 2022
Bouwhistorische verkenning voorburchtpoort Kasteel Nijenborgh, BAAC 2022