In het begin van dit schooljaar – in de nacht van 9 September 1954 – overleed op 69-jarige leeftijd de Weertenaar Erwin, Maria Russel. Onder de velen, die hem op zijn laatste gang begeleidden, was een kleine deputatie van het College, dat door een krans de laatste hulde bracht. Aan de groeve voerde de Directeur het woord. Een College-jaarboek heeft o.m. tot doel door zijn bijdragen de lezer een overzicht te geven van de wijze, waarop het heden werd beleefd en de toekomst werd begrepen. Wat het heden betreft, is het jammer, dat vaak slechts het spectaculaire, in het oog vallende erin tot zijn recht komt. De geestelijke achtergrond der vermelde gebeurtenissen bijvoorbeeld, of de idee van de weekeindige plichtsvervulling van allen, die tot de Collegegemeenschap behoren, treedt zo weinig in het licht der publiciteit en is zo gewoon, dat er in een jaarboek niet altijd aandacht aan wordt besteed. Nog sterker doet het zich gelden waar het de toekomst betreft. Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst, is een bekend opschrift. Het geldt evenzeer voor een College. Maar ook hierover kan een jaarboek te weinig vermelden: de idee, die over jaren verwezenlijkt moet worden, de blik die in de verte ziet, het werk van de braintrust, die in het heden de middelen beraamt voor „wat worden zal”.
Slechts zelden licht een jaarboek de sluier op over wat voorlopig voor de lezer nog verborgen kan blijven; bij uitzondering, bijvoorbeeld bij een bepaalde gebeurtenis, soms een heuglijke, maar meestal een droevige, een verscheiden, zoals dat van de Heer Russel.
De zorg en verantwoordelijkheid voor een groeiend College maakte het aanwijzen van een „exterritoriaal” bestuur noodzakelijk. Dit geschiedde in 1946. Tot de werkkers van het eerste uur behoorde – naast Deken Souren z.g. – de Heer Russel. Man van de praktijk, leek hij de aangewezene te zijn, om te adviseren tot daden, die in het belang van het College toentertijd noodzakelijk waren: een nieuwe H.B.S. vroeg onderdak, technische installaties voor keukens, slagerij, wasserij en verwarming eisten vernieuwing, de opheffing van de bouwstop maakte verbouwing en andere voorzieningen mogelijk. Vooral echter dit: de uitbreiding van het leerlingenaantal deed de overtuiging groeien, dat een overplaatsen van school en internaat naar „buiten” in de toekomst de enige oplossing was. De uitwerking van dit grootste plan en voor alle betrokkenen redelijke en billijke regeling bij de thans reeds nodige aankoop der gronden, die dan tot aan hun uiteindelijke bestemming (in een nog verre toekomst) op efficiënte wijze dienden te worden geëxploiteerd. Ook de leek op dit gebied kan zich de bergen moeilijkheden en kwesties voorstellen, die hierbij rezen. Met nooit aflatende energie, belangeloze toewijding en onverslaanbaar optimisme had de Heer Russel juist deze doornige taak als de zijne op zich genomen, een last, waartoe zijn jarenlang activiteit als grondexpert, landbouwingenieur en industrieel enerzijds, zijn ambten met alle groeperingen van de maatschappij anderzijds hem zo bij uitstek geschikt maakten. Met nooit aflatende energie: het mag gerust gezegd worden, dat de problemen, waarvoor men zich gesteld zag, – aankoop en ruil van gronden, bouw van economiegebouwen, inrichting van boerderij en tuinderij, aanleg van sportvelden – schier onafzienbaar waren en de energie dreigden te verlammen. Met belangeloze toewijding, waardoor hem nooit een bespreking (met officiële of particuliere instanties) te veel of een reis naar Maastricht of Den Haag te ver was. Er schuilt een velerlei reis naar de Provisor, met de kwesties bezig hield: bleef hij niet tientallen malen ’s ochtends vroeg de Provisor op, als een slapeloze nacht hem een verhelderende visie gebracht had? Een onoverwinnelijk optimisme, dat bleef geloven in mogelijkheid van een oplossing, waar anderen eraan twijfelden. Gaarne maakte hij ’s Zondags met de Provisor een wandeling over de terreinen, nieuwe ideeën belichtend, kostbare adviezen gevend. Zo staat de figuur van de Heer Russel dan vóór ons als de integere persoonlijkheid met een onschatbare verdienste voor het Weerter College der toekomst.
Over zijn betekenis als mens en christen moge men kort zijn. Hij zelf zou een breed uitmeten van wat hij doodgewone plichtsvervulling achtte, verafschuwen. In zijn eenvoudig belijnd, maar vroom katholicisme blijft hij voor ons leven: een man wiens religieuze overtuiging culmineerde in de liefde voor Gods Huis en in het respect voor de priester. Een van zijn liefste wensen was, ooit bij het nieuwe College een kapelletje te bouwen, waar de jongens dan – even eerlijk en ongedwongen als hij – hun devotie tot de H. Maagd konden uiten.
De dood verraste de Heer Russel te midden van zijn plannen. Maar is het niet typerend voor deze grote vriend van het College, dat hij op weg naar het Ziekenhuis, dat zijn sterfhuis zou worden, verzocht, nog even te worden gereden langs de werkzaamheden op de nieuwe terreinen?
De plicht van het College zal zijn: deze toegewijde medewerker nooit te vergeten en zijn aandenken in ere te houden, misschien ook door de bouw der devotiekapel, die hij de jongens had toegedacht. … Hij ruste in God.
Bron: jaarboek College Weert 1954 (met dank aan Thieu Timmermans).