Met een bijeenkomst in de Langstraat start op zondag 12 juni 1870 een vierdaags feest van drie schutterijen in Weert. Schutterij Sint-Catharina, schutterij St.-Hubertus en schutterij St.- Joris. Zij herdenken dan het privilege van schutterijen dat hen geschonken is door graaf Jacob van Horne III.
Rond 1500 zijn deze schutterijen verantwoordelijk voor de verdediging van de stad. Daarnaast hebben ze ook een taak op het gebied van de rechtshandhaving. Verder luisteren de schutterijen in die tijd kerkelijke en burgerlijke feesten en bijeenkomsten op.
Ook buiten de wallen zijn de schutterijen actief. Met name medio 1489 is het onrustig als gevolg van rondtrekkende en plunderende bendes. De schutterijen St.-Catharine en St.-Joris helpen dan op verzoek van het stadsbestuur van Maaseik bij het bestrijden van de onlusten die het gevolg zijn van de plundering door de troepen van Willem van der Marck.
Deze laatste vindt dat de broer van graaf Jacob van Horne onrechtmatig de bisschopstroon in Luik heeft bezet. Na de Franse overheersing en de vorming van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813-1814 vervallen de taken van de schutterijen steeds meer. Schutterijen hebben niet langer een taak in de verdediging van een stad of regio, maar krijgen een folkloristisch karakter.
Tradities staan hoog in het vaandel en daarom wordt in Weert jaarlijks een feest ter herdenking van ‘de oprichters, wijlen de Graven van Horne’ georganiseerd.
Er is een optocht van de drie schutterijen en er worden onderlinge koningsschietwedstrijden gehouden.
Uniek eeuwenoud koningszilver van de schutterijen is in Gemeentemuseum Jacob van Horne tentoongesteld.