Heel Weert is in rep en roer als burgemeester Bloemarts aankondigt dat Koning Willem I op 27 juni 1829 de stad met een bezoek zal vereren. De koning vaart over de Zuid-Willemsvaart van Maastricht naar Den Bosch en doet onderweg Weert aan.
Meteen worden er plannen gesmeed om voor een passende ontvangst van de Vorst bij het Bassin te zorgen. Het is de bedoeling dat een erewacht van twee rijen paarden wordt opgesteld. Verder zullen de geestelijkheid, overheidsdienaren en leerlingen van het College een erehaag vormen.
Het college van burgemeester en schepenen kondigt direct een dringend bevel af.
“Burgemeester en Schepenen gelasten iedereen die het aangaat, alle vuilnis, hout, stenen of andere hoegenaamde materialen die zich op de straten dezer stad of omtrent de Zuid-Willemsvaart alhier bevinden binnen den tijd van 24 uren te ruimen op ene bij de dienovereenkomstig bestaande wetten bepaalde boete.”
Omdat er een grote toeloop van toeschouwers wordt verwacht, maant het college ouders goed op hun kroost te passen. Verder doet het college een oproep aan de ingezetenen “gevoelens van eerbied en onderdanigheid aan Zijne Majesteit te doen toekennen”.
Om acht uur ’s morgens staat het hele gezelschap klaar om koning Willem I te ontvangen. Dan komt de gemeentesecretaris met een onheilstijding. De vorst heeft op het laatste moment zijn reisplannen gewijzigd en laat daardoor Weert links liggen.
De gemeentesecretaris schrijft hierover:
“Deze tijding was voor allen bedroevend en de vergadering ontbond zich onder den algemene kreet Lang leve de Koning.”