In een van de kamers van etablissement het ‘Bruine Paard’ aan de Markt vindt op 15 oktober 1842 de oprichtingsvergadering plaats van de vereniging ‘Grote Sociëteit’. Tot de leden van het eerste uur behoren natuurlijk de notabelen van de stad.
Over die beginperiode is niet veel bekend. Er zijn geen ledenlijsten, noch zijn er van de besprekingen notulen opgemaakt. Ter gelegenheid van het zeventigjarig jubileum in 1912 is door de toenmalige secretaris een poging gedaan om de namen van de leden van het eerste uur op te sporen. Als leden worden onder meer opgevoerd, burgemeester Beerenbroek (dit is vergissing, want Beerenbroek is van 1830 tot 1840 burgemeester van Weert. noot red.), notaris Bloemarts, kantonrechter dr. A.W. Janssen, goud- en zilversmid I. Esser, de gepensioneerde majoor Konings, opzichter Rijkswaterstaat J. van Bruchem en veearts Bellefroid.
De sociëteit verhuist in 1846 naar het pand van Godfried Ververs op de hoek van de Molenstraat. Niet veel later is de sociëteit te vinden in café ‘Fanfare’, later bekend als het Vlaaihuis en medio 2014 in gebruik door een fastfoodrestaurant. Na een wijziging van het reglement in 1869 besluit de vereniging de naam ‘Sociëteit Amicitia’ te voeren.
Uiteindelijk vindt de sociëteit een eigen onderkomen door de aankoop eind april 1871 van een pand naast het stadhuis aan de Markt, voor de prijs van drieduizend zeshonderd gulden. In dat pand is ’Sociëteit Amicitia‘ nog steeds gehuisvest.