10 november 1605: Neergestoken

Kwitantie van het meestersloon van de chirurgijn ORW inv. nr 134 bijlage 370a

Vanwege een schadeclaim als gevolg van lichamelijk letsel wordt op 10 november 1605 een aantal getuigen gehoord. Wat is de aanleiding?

Vier jaar eerder, met Vastenavond, is Frans Loekemans zonder aanleiding van achteren neergestoken. Hij eist van de dader Frans Verburch/Verborch het enorme bedrag van zeven- honderd gulden. Met zo’n bedrag zou je destijds een bovenmodaal huis kunnen kopen!

En dat vanwege een quetsuere hem bij Frans Verburch heijmelijck in den avont ende int doncker sonder eenighe voorgaende kivagie (gekijf) aengedaen mede oock voor meesterloon ende verteerde costen, smerte ende pijne, verleth ende versuijm derhalven geleden ende alnoch is lijdende.

De steek blijkt met een puntig mes gegeven te zijn. Zo’n mes mag je van de overheid niet bij je hebben. Peter Jannis en Peeter van Haelen getuigen dat zij gisteravond dese quetsuer hebben sijen verbinden ende gesijen dat de wonde noch open is (na vier jaren!) ende materie daer vuijt speutete (spoot) ende sulcken stercken asem vuijtquamp dat een kers(= kaars) soude vuijt geblaesen hebben.

Er is in 1603 al een proces over deze kwestie geweest. Toen is er een attest overgelegd van mr. Jacop Lintermans, medicus in Oirschot. Daarin staat dat het getuijghenis van Mr. Frederijck eertijts ingebracht is onwaerachtich dat die materie van t’geronnen bloet in het lichaem van Frans Loekemans niet gecommen en is doer qualijck wachten maer te voeren daer in gebleven is ende dat die quetsuere noijt wel gecureert oft genesen is geweest.
Dierijck Mouts en Jan Petermans wordt gevraagd oft sij Mr. Frederijck niet en hebben hoiren segghen teghen Fransen Loeckemans als hij claechde over seer corten asem dat hij, Frans, soude sijnen mantel omslaen ende gaen wandelen daer hij wilde, hij soude langher asem daerdoore crijghen. De getuigen kunnen zich dit niet herinneren.

In een andere certificatie uit Oirschot van 10 oktober 1605 staat dat Frans Loekemans drije volle jaeren (die tijt bijeen gereeckent sijnde) tot Oirschot onder des chirurgijns handen heeft moeten liggen.

Volgens de schepenen van Oirschot kun je de kosten van levensonderhoud per dag berekenen op zeven stuivers. Dit zou voor die drie jaren neerkomen rond de 385 gulden. Er wordt nog een kwitantie ingelegd van Jacop Silvester Lintermans, dat het meesterloon bedraagt tachtig gulden en dat die quetsuere nu is gedegenereert in een fistule (= een fistel).

Oirschot is begin 17de eeuw zelfs internationaal befaamd om zijn chirurgijns met grote expertise.

De afbeelding op de pagina is een kwitantie van de nota van de chirurgijn.
Lees de Transcriptie Kwitantie nota chirurgijn ORW 134 bijlage 370a