De Meelfabriek aan de Willem I kade van de achterzijde gezien.
De MEELFABRIEK bevindt zich op een rechthoekig perceel en is gefaseerd uitgebreid en staat nu bekend als Unicorn. Het perceel wordt begrensd door de Kanaalstraat in het oosten, belendende bebouwing in het westen, de Straevenweg in het zuiden en de Industriekade met Zuid-Willemsvaart in het noorden.
Het huidige Unicorn, voorheen Gebr. Van de Venne, had zijn wortels in Echt. Vanwege de ongunstige ligging van Echt, werd besloten de fabriek te verhuizen naar Weert langs de in 1826 geopende Zuid-Willemsvaart. Men koos voor deze locatie omdat in het begin van de twintigste eeuw de industriële revolutie in Weert pas goed op gang kwam. De Industriekade vertoonde in die tijd een lineair bebouwingspatroon, waarbij de vroegindustriële ondernemingen met name gericht waren op handel, opslag en vooral bewerking en verwerking van agrarische producten.
De te beschermen delen van het complex zijn tot stand gekomen in de periode 1906-1938. Het betreft de volgende SILOGEBOUWEN: een dubbel volume uit 1906 (de oorspronkelijke bloemmolen), met uitbreidingen in 1915 en 1929 en een SILOGEBOUW uit 1938 naar ontwerp van Postma te Deventer.
Tevens wordt de KADEMUUR aan de Zuid-Willemsvaart meegenomen in de bescherming. Alle te beschermen delen zijn in gaafheid aangetast. De volumes uit 1906 telde oorspronkelijk vijf (westelijk gelegen) en vier (oostelijk gelegen) verdiepingen. Op beide volumes, evenals op de uitbreiding van 1915, is in 1949 een extra verdieping gezet. Tevens zijn diverse vensteropeningen in het volume dichtgezet. Op het silogebouw uit 1938 is tevens een opbouw met stalen omkapping van omstreeks 1985 geplaatst. In de interieurs van alle volumes, met uitzondering van het volume 1938, zijn verschillende aanpassingen gedaan; een deel van de houten balken en planken plafonds is vernieuwd, er zijn stalen kolommen geplaatst van recentere datum, oude silo’s en graancellen worden vervangen door stalen exemplaren. Tevens moeten de nog bestaande oude interieurs de komende jaren worden vernieuwd als gevolg van de wetgeving op de hygiëne e.d.. Uitgesloten van bescherming zijn de overige gebouwen op het terrein.
De woning uit 1939, die wel binnen de MSP-periode valt, wordt echter uitgesloten van rijksbescherming vanwege de soberheid van het object en de sterke aantasting van de gaafheid. Omschrijving De bedrijfsgebouwen beslaan een onregelmatige plattegrond, en bestaan uit verschillende aaneen gebouwde delen met afwisselende hoogten en hebben een opstand van baksteen en gewapend beton en hebben een plat dak. In de volumes van 1906 en 1915 zijn sierlijke muurankers toegepast. Daar de gebouwen van west naar oost zijn gebouwd en de oudste volumes dus meest westelijk liggen, worden die het eerst beschreven. Het meest westelijke gelegen SILOGEBOUW, gebouwd in 1906, heeft vijf bouwlagen aan voorzijde en zes bouwlagen aan achterzijde waarbij de voorgevel aan de straatzijde drie traveeën telt, welke worden geleed door lisenen. Het object heeft een opstand van baksteen met metselwerk in kruisverband. Onder de dakrand bevindt zich muizetand siermetselwerk. De kozijnen zijn deels van hout, deels van staal. De vensterdorpels zijn gecementeerd. De gevelopeningen zijn segmentboogvormig en hebben roedenverdeling tenzij anders vermeld De middelste travee telt in de eerste bouwlaag een dichtgezette deur en resp. in elke bouwlaag daarboven een dichtgezet venster, met uitzondering van het rechthoekige liggende venster in de vijfde bouwlaag, welk niet is dichtgezet. De rechterzijgevel telt over de eerste vijf bouwlagen vijf traveeën welke worden geleed door lisenen. Over de hele eerste bouwlaag is een aanbouw gerealiseerd uit omstreeks de jaren zeventig van de twintigste eeuw. De tweede bouwlaag kent vier vensters, waarbij het venster in de vijfde travee is dichtgezet. Zowel derde als vierde bouwlaag hebben eerst twee dichtgezette vensters, twee vensters in derde en vierde travee en een dichtgezet venster in de vijfde travee. De vijfde bouwlaag telt vier vensters, waarbij het venster in de vijfde travee is dichtgezet. Boven op het volume is een opbouw uit 1949. Deze opbouw telt over de laatste drie traveeën van de rechterzijgevel drie vierkante vensters. Aan de achtergevel van het volume zijn verscheidene aanbouwen gerealiseerd waardoor deze geheel blind is. Ook aan de linkerzijgevel is deels een grote aanbouw. De overige vensters zijn dichtgezet, waardoor deze gevel blind is. Het meer oostelijk gelegen SILOGEBOUW uit 1906, inclusief de aanbouw uit 1915, heeft vijf bouwlagen, waarvan de bovenste bouwlaag in 1949 op het oorspronkelijke gebouw is gezet. Het object heeft een opstand van baksteen met metselwerk in kruisverband. Onder de dakrand bevindt zich muizetand siermetselwerk. De kozijnen zijn deels van hout, deels van staal. De vensterdorpels zijn gecementeerd. De gevelopeningen zijn segmentboogvormig en hebben roedenverdeling tenzij anders vermeld. Voor de deuren op de verdiepingen bevinden zich balkons van ijzer. De voorgevel aan de straatzijde telt tien traveeën, welke worden geleed door lisenen, en heeft van links naar rechts de volgende gevelindeling. De vensters in het souterrain zijn alle dichtgezet. De eerste bouwlaag telt een recht venster, een dubbele houten deur met recht bovenlicht, een dichtgezet venster, twee vensters, een deur, twee vensters, een dubbele houten deur met vierkant bovenlicht en een venster. De tweede bouwlaag telt twee vensters, een dichtgezet venster, vijf vensters, een dubbele houten deur met glas en vierkant bovenlicht en een venster. De derde bouwlaag telt een recht venster, een dubbele houten deur met glas en recht bovenlicht, een dichtgezet venster, een dubbele houten deur met glas en recht bovenlicht, vier vensters, een dubbele houten deur met glas en bovenlicht, een venster. Deze bouwlaag kent een stalen balkon over de eerste vier traveeën. De vierde bouwlaag telt drie dichtgezette vensters, vijf vensters, een dubbele houten deur met glas en bovenlicht en een venster. De opbouw uit 1949 kent uiterst links op de eerste twee traveeën een toren waaraan zich een stalen laadvloertje en een hefinstallatie bevindt. Deze toren kent de volgende gevelopeningen: onderaan een venster, daarboven een houten dubbele deur, daarboven in elk geveldeel vier dichtgezette vensters. De rest van de opbouw telt acht vierkante tweeruitsvensters. De rechterzijgevel van het volume uit 1906 heeft deels een aanbouw, waardoor slechts een deel van de gevel zichtbaar is. De eerste twee traveeën tellen in elke bouwlaag een venster, waarvan de vensters in de opbouw vierkant zijn. Het souterrainvenster in de eerste travee is dichtgezet. In de derde travee bevindt zich in de eerste bouwlaag een houten deur. De meest rechtse travee telt in elke bouwlaag een venster, waarvan het venster in de opbouw vierkant is. De gevelopeningen in de overige traveeën zijn dichtgezet. De achtergevel van het volume uit 1906 telt drie traveeën en heeft over de hele eerste bouwlaag een aanbouw. In de tweede travee bevinden zich in de tweede en derde bouwlaag een venster, een dichtgezet venster in de vierde bouwlaag en een vierkant venster in de opbouw. De linkerzijgevel van het volume uit 1906 heeft vier traveeën en kent de volgende gevelopeningen; aan de eerste, tweede en vierde travee is over de eerste bouwlaag een aanbouw van recentere datum gerealiseerd. In de eerste bouwlaag bevindt zich in de derde travee een venster. In de tweede, derde en vierde bouwlaag bevinden zich drie vensters. In de vijfde bouwlaag bevinden zich vier vierkante vensters. De rechterzijgevel en de linkerzijgevel van het volume uit 1915 zijn blind. De achtergevel van het volume uit 1915 kent de volgende gevelopeningen: de eerste bouwlaag heeft over de eerste twee traveeën een aanbouw van recentere datum. Verder heeft de eerste bouwlaag twee vensters, en een dichtgezet venster. De tweede bouwlaag heeft een dichtgezet venster, twee vensters, een houten deur met ijzeren balkon en een dichtgezet venster. De derde en de vierde bouwlaag hebben elk een dichtgezet venster, drie vensters en een dichtgezet venster. De vijfde bouwlaag heeft vijf vierkante vensters. Het SILOGEBOUW 1928 heeft een opstand van baksteen met metselwerk in kruisverband, ligt oostelijk van de volumes 1906 en 1915, en is tegen het volume van 1915 aangebouwd. Onder de dakrand bevindt zich muizetand siermetselwerk. Verder hebben de gevels speklagen van een donkerder tint baksteen. Alle gevels van dit volume zijn blind, met uitzondering van twee vierkante vensters in de achtergevel. Het SILOGEBOUW van Postma uit 1938 is van gewapend beton en telt in totaal 14 silo’s, twee rijen van vijf silo’s, met daartussen nog een rij van vier silo’s. De silo’s staan op paddestoelkolommen in de souterrainverdieping waar de afvoer van graan plaatsvindt. In de souterrainverdieping bevinden zich vijf stalen vensters met afgeschuinde hoeken en roedenverdeling. De vensterdorpels zijn van baksteen. Aan de voorgevel, ofwel noordelijke gevel van het silogebouw bevindt zich een elevatortoren, waarin zich een trap en een lift bevinden. Op het silogebouw bevindt zich een opbouw met stalen omkapping van recenter datum. De interieurs van 1906, 1915 en 1928 zijn qua structuur nog intact. Ook zijn de verdiepingsvloeren nog op de oorspronkelijke hoogte. Waardering De MEELFABRIEK is van algemeen belang. Het object heeft cultuurhistorische waarden. De vestiging in Weert in 1906 van de toenmalige Van de Venne Meelfabriek, is van belang als vroegindustriële exponent van de sterke opkomst van de zuidelijke Peel als landbouwgebied sinds het begin van de twintigste eeuw. Daarbij zorgden de situering aan de Zuid-Willemsvaart en het dichtbij gelegen België voor een goede aanvoer- en afvoerroute van de tarwe. Deze gunstige ligging kenmerkte een schaalvergroting die duidelijk afleesbaar is. Het object heeft architectuurhistorische waarden. De objecten hebben architectonisch geen kwalitatief hoogwaardig ontwerp, maar de volumes uit 1906-1929 worden verlevendigd met een muizetand onder de dakrand en sierlijke muurankers en er kan gesproken worden van een duidelijke functionaliteit van de volumes. De oorspronkelijke schilddaken met aankappende dakkapellen in de volumes 1906-1915 zijn vervangen door een extra verdieping met plat dak. Ensemblewaarden bezit het object vanwege de historisch-ruimtelijke relatie met de omliggende aan- en afvoerroutes als Industriekade en Zuid-Willemsvaart. Dit komt tot uitdrukking in de kademuur met aanlegplaatsen in het kanaal en de laad-en losvoorzieningen. Ook is het object vanwege de hoogte en de grootte van belang voor het aanzien van de historische bebouwing aan de Industriekade. Bijzonder in dit verband is de ensemblewaarde van de Meelfabriek als essentieel onderdeel van een groter, historisch gegroeid lineair industrielandschap aan de Industriekade, dat in zijn totaliteit cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig van belang is. De kade wordt gekenmerkt door een aantal vroegindustriële ondernemingen, gericht op handel, opslag en vaak bewerking en verwerking van vooral agrarische producten Zij vormen tezamen een inmiddels in Limburg reeds vrij zeldzaam geworden lineair industrielandschap, historisch gegroeid vanaf het begin van de twintigste eeuw, dat in zijn totaliteit getuigenis aflegt van de sociaal-economische ontwikkeling van Weert. Het object is van belang vanwege de redelijke mate van gaafheid. De Meelfabriek heeft de twintigste eeuw vrij ongeschonden doorstaan. Hoewel de fabriek vele uitbreidingen en moderniseringen kent heeft dit niet geleid tot sloop van de oudere bedrijfspanden. Deze moderniseringen zijn echter wel in het interieur doorgezet, waardoor het van ondergeschikt belang is. Het object heeft zeldzaamheidswaarde vanwege de gefaseerde uitbreidingen die de schaalvergroting laten zien en de hoogbouw van de diverse volumes. In typologisch opzicht is het object tenslotte van belang vanwege de grootschaligheid van de Meelfabriek, in de eerste helft van de twintigste eeuw. (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)