WEERT – ‘Het Slot’ is de brouwerij van het klooster van de Minderbroeders Franciscanen aan de Biest 43. Zij voorzien lange tijd in hun eigen levensonderhoud met een eigen groentetuin, slagerij, bakkerij en dus ook een bierbrouwerij. Het bier was voor eigen consumptie en had een alcoholgehalte van circa 4%.
De brouwerij was gevestigd in een van de werkhuizen aan de slotgracht. In het een-na-laatste werkhuis zit naast de poort een gevelsteentje met de tekst ‘Puet en bier buijsen 1747’. In de pandgangen van het voormalige klooster, het huidige verzorgingshuis Hieronymus, hangen lijsten. Die vermelden sinds 1461 alle Minderbroeders Franciscanen die daar gewoond hebben en in Weert zijn overleden. Drie namen vallen op: Franciscus Nuenen (1639), Ludovicus de Laet (1641) en Josephus Proost (1823). Allen hebben de Latijnse toevoeging braxator achter hun naam, oftewel brouwer. In het Utrechts archief is nog een Franciscaans recept aanwezig voor het brouwen van bier, het maken van wijn en van azijn uit circa 1800. Franciscanen in Maastricht, Venray en Weert brouwden in brouwketels van zo’n 38 tot 43 hectoliter. In 1935 brouwden de Weerter brouwpaters maar liefst zeven keer in één jaar deze hoeveelheid.
Brouwsel
En wat voor bier maakten de Franciscanen dan? In 1920 vulde het Venrayse klooster een ‘telkaart’ van het CBS in met allerlei relevante gegevens. Per brouwsel stortte men 400 kilo gerstemout en 6 kilo Beierse hop. Het bier werd volgens eigen opgave bovengistend gemaakt. Vervolgens is er een accijnsopgave uit het voorgaande jaar, 1919, bewaard gebleven. Daar staat dat het brouwsel 22 hectoliter bier opleverde met een stamwortgehalte van 10,5 graden Plato. Het gebruikte mout was enkel licht mout. Het klooster in Weert bestelde in 1936 bij de importcommissie 860 kilo pilsmout en 40 kilo caramelmout, dus het Weerter bier was iets donkerder. De brouwerij is in 1936 gestopt.
Bron: boekje ‘Gebrouwen in Weert – Brouwers uit het heden en verleden’