Het laatnegentiende-eeuwse ontwerp voor de ‘Lange Jan’ is van de hand van architect Johannes Kayser uit Venlo. Hij herinterpreteert in zijn ontwerpen vrijelijk de middeleeuwen. In Weert laat hij de dan ruim 300 jaar oude stompe torenspits van de toren verwijderen zodat aan het bestaande middeleeuwse metselwerk van bijna 30 meter hoogte nog eens 20 meter kan worden toegevoegd. Ook het traptorentje aan de zuidzijde van de toren krijgt daarbij zijn huidige vorm. Tussen 4 hoekpinakels van elk 9 meter hoog, onderling verbonden door een balustrade met spitsboogjes, verrijst een zéér langgerekte, eikenhouten, met leien gedekte en opengewerkte spits van 40 meter. Het geheel wordt bekroond door een hoog smeedijzeren kruis (17,80 meter) met vergulde elementen en een windhaan. Bij afronding van de werkzaamheden meet de toren 104,80 meter, al valt op de esthetische kwaliteit (zo vinden sommigen) het nodige aan te merken. Desondanks is hij op dat moment de op 2 na hoogste toren van Nederland, na de Domtoren in Utrecht (112,32 meter) en de toren van de Nieuwe Kerk in Delft (108,75 meter).
De negentiende-eeuwse verhoging van de Martinustoren houdt de daaropvolgende decennia echter maar ten dele stand. Al in 1906 wordt op last van de toenmalig Rijksbouwmeester Pierre J. Cuypers het kruis met 7 meter ingekort en ontdaan van vrijwel alle ornamenten omdat het gevaarte bijna 60 cm uit het lood staat. Deze noodzakelijke ingreep kan helaas niet voorkomen dat tijdens een najaarsstorm in 1940 de hoge spits naar beneden stort. Hij neemt in zijn val een van de vier hoekpinakels mee, vernielt een aantal gewelven van de kerk en vaagt het aan de Oude Markt gelegen hotel de Vesper compleet weg. De toren staat er vervolgens bijna twee decennia ‘onthoofd’ bij.