De panden zijn een ontwerp van architect J. Rouleau en volgens de gevelsteen gebouwd in 1914. De statige herenhuizen zijn gerealiseerd in de zogeheten ‘Overgangstijl’ met invloeden van Art Nouveau en Nieuw Historiserende Stijl. In 1966 werden onder het pand garages gerealiseerd.
De Europese architectuur en toegepaste kunst werden in de 19de eeuw beheerst door ‘neostijlen’: stijlen die gebaseerd waren op een vormentaal uit het verleden. Gebouwen, vazen en meubels vertoonden bijvoorbeeld de vormen van de gotiek, barok en classicisme. Omstreeks 1890 hadden veel kunstenaars en ambachtslieden genoeg van de neostijlen; zij bedachten een geheel nieuwe vormentaal. De naam van deze nieuwe stijl was – heel toepasselijk – Art Nouveau; in het Duits werd het Jugendstil genoemd. Kenmerkend zijn de asymmetrie, gebogen lijnen en de decoratiemotieven die zijn afgeleid van dieren, bloemen en planten.
De nieuw historiserende stijl wordt ook wel heroriëntatie genoemd. De nadruk lag op het monumentale en rijke. Er werd veel natuursteen gebruikt in de voorgevel. Ook het gebruik van gewapend beton valt op. Dat brandwerende materiaal was erg geschikt voor bijvoorbeeld pakhuizen. Kenmerkend was de symmetrie. En de herkenbare blokkenstructuur in de gevel. De hoofdingang zat meestal in het midden. En het dak was vaak imposant, met dakerkers, koepels of torens. Ook zie je wel festoenen, pilasters en frontons, ontleend aan het classicisme.