De carnavalsactiviteiten worden afgetrapt met twee Bonte Avonden – tegenwoordig zijn het er wel wat meer. Op een van de avonden zijn de Tempeleers uit Maastricht te gast. Zoals dat hoort bij dit soort bezoeken in het Limburgse Vastenavondland, vindt er uitwisseling plaats van lintjes en geestige toespraken. Maar zodra de voorzitter van de Maastrichtse carnavalisten het woord Ruggestaekers in de mond neemt, is het tijd voor zoete wraak. Prompt zet Jean de sa mère (Jan Rooymans) onder grote hilariteit onze gasten weg als Stempeleers en de juiste stemming zit er meteen in (ter verduidelijking: iemand die destijds een werkloosheiduitkering ontving diende van tijd tot tijd bij de uitkeringsinstantie te gaan ‘stempelen’ om duidelijk te maken dat hij/zij niet ‘zwart’ aan het werk was). Het programma zelf vormt een aaneenschakeling van kolderieke situaties en sketches. Leo de Borgie legt de kiem voor zijn legendarische carrière als Bonte Avondartiest met zijn travestiet-creatie van Leontientje. En het huidige lijflied van de oud-Prinsen En jup, dao giet-te weer haer wordt ten doop gehouden. Driek van den Broek neemt als Boemelpresident – met een wel zeer flexibele lantaarnpaal – het plaatselijk reilen en zeilen ongeëvenaard op de hak en mijmert als droomprins van 1947 over de illusies van de komende optocht. Lei en Driek samen komen in doldwaze scenes terecht; het begin van een lange en zeer gewaardeerde samenwerking op de Bühne. Jo van der Velden fileert met zijn Kleine Mancoupletten fijntjes bepaalde politieke verwikkelingen in het Weerterland en er zijn mooie dansacts in oude en nieuwe stijl. Het publiek mag helaas niet kennismaken met de nieuwe Rogstaekersprins. Ze hebben hem nog niet kunnen vinden: ’het gaat niet alleen om lusten, maar ook om lasten…’.
Het carnavalsliedje Veertj vastelaovendj slaat niet meteen aan. Wellicht moet men nog even wennen aan de nieuwe melodie. De schlager En jup, dao giet-te… galmt echter uit alle kelen in de Apollozaal. Tijdens de avond wordt ook de door Nelly de Turck Fotografie aan de Raad van Elf aangeboden film van de optocht van vorig jaar vertoond. In kleur of zwart-wit: het doet er niet toe, want er viel toen veel sneeuw. Het publiek is zeer tevreden, noem het maar gerust uitgelaten. De populariteit van de Bonte Avonden zou alleen nog maar toenemen. Op het jaarlijkse Prinsenbal wordt Leo de Borgie onder groot enthousiasme ontmaskerd als Prins Lei d’n ieërste, Ridder in de kousenband-zonder-vergunning, opperjagermeister van ut möggeböske, hieër van de vetpieël enz. enz.. Een meteen populaire Prins, niet in het minst door zijn creatie van Leontientje de Borgerette en zijn ‘duobaan’ als Bonte Avond-artiest met Driek van den Broek.
Op carnavalszondag ontvangt Zijne Doorluchtige Zotheid (klinkt al beter) tijdens een zeer geestige toespraak de reusachtige sleutel-van-de-stad uit handen van burgemeester Kortmann. De Prinselijke proclamatie wordt door een van de Adjudanten (dat zijn Wiel Cramers, Piet Coenen, Lei Dirkx en Jan Tullemans) voorgedragen en de afgetreden Prins Driek d’n ieërste wordt door Vorst Zjang verheven tot Maarschalk in de orde van de Gouwe Rog. De kolderdriedaagse mag beginnen! Maandagmiddag is de optocht. Vantevoren heeft men laten weten dat eenieder vrij is eraan deel te nemen in een zelfgekozen vorm. Wel dient de Raad van Elf vantevoren zijn zegen over de voorstelling te te geven. De stoet – hij zou totaal verregenen – vertrekt vanaf de Biest en legt enkele uren lang de bekende route af door de binnenstad. Niet alleen de weersomstandigheden maar ook andere oorzaken maken dat deze optocht volgens de overlevering niet tot de beste mag worden gerekend. Het lijkt erop dat met name de buurtschappen het organiseren van festiviteiten – dat zijn er in het feestjaar 1947 nogal wat – even beu zijn. Niettemin is het een bonte, vrolijke stoet met vele nieuwkomers en oude bekenden, zoals de ‘herrezen’ ruiterclub. Uiteraard is er veel muziek. Niet alleen de stedelijke en de Kerkelijke harmonie spelen, maar ook de militaire kapel en het trommel- en pijperscorps St. Job van Leuken. De eerste prijs gaat naar De Kabouters van Buurtschap Kanaal-Noord. Ook de Buurtschappen Beekstraat, Kanaalstraat, Hushoven en Maaspoort vallen in de prijzen, evenals de Motorclub, de Sociëteitsclub, de Onbekenden en St. Job. In de kranten verschijnen soms berichten van de R.K. Kerk waarin wordt gewaarschuwd voor de gevaren van carnaval op moreel gebied. Ook dit jaar verschijnt er een beschouwend, redactioneel stuk over het toenemend drankgebruik c.q. -misbruik onder jeugd, met name tijdens de carnavalsdagen. Dat wordt als storend ervaren. Zijn we 6 x 11 jaar verder in de tijd toleranter of geen haar beter?
Prins
Lei I de Borgie
Adjudanten
Piet Coenen
Wiel Cramers
Lei Dirckx
Jan Tullemans
1e prijs optocht
De Kabouters (Buurtschap Kanaal-Noord)
Liedje: Jup, dao gieete weer haer
Kermus of Carnaval
Zeeje auch oeeveral
Rogstèkers van oees Wieert,
Eederein ès present,
Kieeke op geine cent,
Want zoee ès os altieëd gelieerd.
Refrein:
En Jup, dao giete weer haer,
Vae doontj toch zooe gaer,
Weem zootj os verbeeje,
Want vae haoje van de lol,
Slieetj os de kop auch op hol,
En Jup, dao gieete weer haer.
Gè huurtj oeeveral zeenge,
Zeetj danse en sweenge,
De stad ès vol lol en vol zank,
Allang van te vuuere,
Dan kujje ze al huuere,
Van smerregus tot ’s aovus lank.
Refrein