Vanaf 1939 was houthandel Jac. Coppen, voorheen houthandel Vilrokx, gesitueerd aan de Noordkade. De leiding van het bedrijf was in handen van drie broers: Jac., Lei en Piet Coppen. Het bedrijf ontplooide zijn zagerijwerkzaamheden en handelsactiviteiten voornamelijk in Weert, terwijl kapteams in de bossen rondom Herkenbosch en Helden actief waren. De houthandel werd niet alleen voorzien van boomstammen uit de gehele Benelux maar ontving ook beleveringen via schepen uit Frankrijk, varend over de Zuid-Willemsvaart. Deze stammen werden vervolgens in de zagerij bewerkt, hoofdzakelijk voor gebruik in de mijnbouw in Limburg en België, evenals voor de spoorwegen.
In een advertentie uit 1941 werd aan de inwoners van Weert tevens kachelklaar brandhout aangeboden. Jac. Coppen was eveneens een lid van het nog altijd actieve Timmermansgilde ‘Sint Joseph’, dat reeds in 1464 in Weert werd opgericht.
Met het sluiten van de mijnen in de jaren ’60 nam een aanzienlijk deel van de omzet af, waardoor de firma uiteindelijk genoodzaakt werd de deuren te sluiten. De jongeman op de boomstam is Cid Coppen, de zoon van Jac. Coppen, hij werd in 1956 uitgeroepen tot stadsprins van de Rogstaekers
In 1944 werkte er ca. 50 mensen in het bedrijf. Tijdens een storm in december 1954 ging het dak van een van de opslagmagazijnen de lucht in. Een van de platen kwam zonder ongelukken op de Biesterbrug terecht.