Podcast: Het wonder van Weert, dat geen wonder mocht zijn

WEERT – Vandaag verscheen er een podcastaflevering van ‘NRC vandaag’ over het wonder van Weert, dat geen wonder mocht zijn.

Naar aanleiding van een aantal Mariaverschijningen aan een jonge schildersgezel Mathieu Jacobs uit Weert in oktober 1949, ontstond een kortdurende bedevaart naar de zogenoemde heilige boom in de buurtschap Klakstaart. (Hoek Maaseikerweg-Dijkerstraat). Tot aan de verbranding van de boom in 1951 bleven vereerders de verschijningsplaats bezoeken.

Mathieu Jacobs werd op 26 augustus 1931 te Weert geboren. Hij was een van de zoons uit het kinderrijke (15, waarvan toen 10 nog in leven) arbeidersgezin Jacobs-Lenders. Eind jaren veertig werkte hij bij het schildersbedrijf W. Metsemakers te Weert. Hij woonde toen nog thuis bij zijn ouders, in de Middelstestraat 38 te Leuken.

Het was zondagavond 16 oktober 1949 dat de toen 18-jarige schildersjongen Mathieu (‘Thieu’) Jacobs, terugkerend van een avondje kaarten in de boerderij van de familie Truyen aan de Dijkerstraat, langs bovengenoemde boomgroep fietste en een stem hoorde roepen ‘Jongen, kom terug’. Teruggekeerd bij een van de bomen ging Jacobs op de knieën, waarna hij een ‘sneeuwwitte’ en lichtende verschijning van een ‘jeugdige en vriendelijke’ vrouw zag. Deze verschijning zou zich gedurende de daaropvolgende week nog elfmaal herhalen (de laatste op zondagavond 23 oktober om 22.00 uur). Maria vertelde Jacobs dat zij elke avond om 22.00 uur zou verschijnen (en soms nog op andere uren). Voorts onthulde zij wie ze was en gaf hem een boodschap die hij niet verder mocht vertellen. Zijn opdracht was om vóór de volgende zondag een veldkapelletje tegen de boom – ‘aan haar voeten’ – te plaatsen, met daarin een op haar gelijkend Mariabeeldje. Dit en een tweede beeldje, voor op zijn slaapkamer, moest hij zelf kopen.

Wonderbare Gebeurtenis te Weert, de omgeving van de Maaseikerweg rondom de “Heilige Boom” | GAW CCT137

Pas op maandag 17 oktober vertelde hij het gebeurde aan zijn ouders. Daarop nam zijn vader hem mee naar pastoor M.H. Boonen van de H. Jozefparochie, die hem vervolgens ontraadde de plek nog verder te bezoeken. Maar Jacobs ‘blééf zich gedreven voelen naar de plek, waar O.L. Vrouw hem verschijnen zou. Zijn onrust blééf hem kwellen’. Toen Jacobs op woensdag de plaats toch weer mocht bezoeken, verscheen Maria hem viermaal. Jacobs vertelde later dat hij in die dagen een bijzonder gelukkig gevoel had gehad. Die woensdag waren er reeds zo’n 200 mensen in zijn nabijheid. De volgende dagen ging hij weer en steeds meer mensen wilden getuigen zijn van de gedragingen en handelingen van deze ‘eenvoudige’ en ‘lieve’ schildersjongen die in contact zou staan met Maria. Voor raad wendde hij zich tot zijn vroegere onderwijzer. Niettemin bestond er ook onrust bij de familie en de kerkelijke autoriteiten. Men vroeg zich af of hij niet teveel naar de bioscoop was gegaan en de pastoor probeerde hem ervan af te houden om de naar de plaats terug te keren. Er werd ook overwogen hem kalmerende middelen te geven. De arts De Pont, die hem onderzocht, stelde evenwel dat Jacobs ‘geen zenuwen had en dat de verschijningen, die hij zei gezien te hebben, zeker geen gevolg van zijn zenuwen waren’.

Op de vrijdagavond van die week vroeg Jacobs de verschijning om een nader teken, opdat de mensen hem zouden geloven; Maria zou daarin hebben toegestemd. Om zijn eerder gedane gelofte gestand te doen bevestigde hij op zaterdagmiddag 22 oktober om 18.00 uur het veldkapelletje tegen de boom en plaatste daarin het ‘voorlopig uitgezochte’ Mariabeeldje. Op zondagavond, de laatste verschijningsdag, hadden duizenden – men schreef zelfs 25.000 – mensen zich voor het voorspelde teken rond de boom verzameld. Zieken waren rond de boom opgesteld en voortdurend werd er gezamenlijk gezongen en gebeden. Met spanning wachtte men totdat het 22.00 uur zou zijn. Doch er gebeurde niets; desondanks bleef Jacobs heel rustig en onaangedaan; hij beval vervolgens alleen de zieken bij Maria aan. Later verklaarde hij dat Maria hem die avond voor het laatst was verschenen, en dat het beloofde teken nog op een later tijdstip zou volgen.

Wonderbare Gebeurtenis te Weert, de “Heilige Boom”, rechts Thieu Jacobs | foto gemeentearchief Weert G.7695
Wonderbare Gebeurtenis te Weert, de “Heilige Boom”, midden Thieu Jacobs | Foto: gemeentearchief Weert G.7694
1949 – Wonderbare Gebeurtenis te Weert, de “Heilige Boom” | Foto: gemeentearchief Weert G.7708
Wonderbare Gebeurtenis te Weert, de “Heilige Boom”, Maaseikerweg | Foto: gemeentearchief Weert G.7692

De beroering over de gebeurtenissen was groot en journalisten kregen te kampen met de meest fantastische verhalen die door de bevolking rondom de gebeurtenissen waren geweven. De katholieke pers was op verzoek van de bisschoppen gevraagd niet over de zaak te schrijven. Zo drukte het Limburgs Dagblad op 22 oktober nog een verklaring af waarin ze de lezers om begrip vroeg voor zijn onthouding van berichtgeving. De redactie stelde dat men in zijn terughoudendheid een voorbeeld aan de kerkelijke overheid diende te nemen. Ook de Katholieke Illustratie was er snel bij, maar hield een ‘objectief verslag’ een maand in portefeuille om de ontwikkelingen af te wachten en publiceerde dit, met ‘de grootst mogelijke reserve’, pas half november.

Bezoekers kwamen ondertussen ook van verre; tot uit de noordelijke provincies, België en Duitsland toe. Velen waren naarstig op zoek gegaan naar souvenirs of ‘relieken’ die werden gevonden in de schors van de boom, zodat na een week de boom al voor een flink deel van zijn bast was ontdaan. Daarom werd de boom op 22 oktober van gemeentewege met kippengaas omspannen. Het weerhield de mensen er echter niet van delen van de stam er tussen uit te pulken, zodat de gemeente op grotere afstand een nieuwe afrastering plaatste. Ook werden bloemen in het gaas gestoken. Vanwege het herfsttij vielen ook bladeren van de bomen en omstanders volgden nauwkeurig welke bladeren van de verschijningsboom afvielen om die in hun val te volgen en van het weiland mee te nemen. Alle aanwezige elementen leken sacraal te zijn; zo werden enkele molsgaten aangezien voor potentiële miraculeuze waterbronnen.

Binnen het hekwerk werd geld geworpen dat ten goede kwam aan de parochie. Niettemin moest pastoor Boonen weinig van de gebeurtenissen hebben en kwam hij enkele dagen later per taxi naar de boom om persoonlijk het beeldje te verwijderen. Verder verspreidde zich het bericht van de genezing van een zieke man uit de buurt die na een bezoek aan de heilige plaats plots weer kon lopen.

Een Weerter fotograaf vervaardige trucageopnamen waarop de verschijningen te zien zouden zijn. De paragnost Jules Croiset wist de fotograaf echter te ontmaskeren. Anderen probeerden boomschors te gelde te maken. Een veehandelaar die vlakbij de locatie woonde ging versneld zijn plannen uitwerken om er een uitspanning te vestigen.

Door het voortdurend meenemen van schors en andere delen van de boom was deze steeds ernstiger beschadigd geraakt, zodanig dat ze, waarschijnlijk eind 1951, moest worden omgezaagd. De kantonnier die deze opdracht moest uitvoeren kreeg dreigementen van Jacobs aan zijn adres: vanwege een dergelijke profanatie zou het slecht met hem aflopen. De familie die de omgezaagde boom vervolgens verstookte kreeg gelijksoortige bedreigingen naar het hoofd geslingerd. De haast rituele verbranding vormde het einde van O.L. Vrouw ‘in de populier’.

Sindsdien is rondom de Mariaverschijningen weinig of niets meer van Mathieu Jacobs vernomen en leeft hij enigszins teruggetrokken binnen de Jozefparochie in Weert. Na decennialang zwijgen heeft hij zich er in 2005 nog eenmaal over uitgelaten. Hij verklaarde spijt te hebben toen van zijn fiets te zijn gestapt en kan nog steeds niet goed bevatten wat er toen is gebeurd. Hij voelt zich achteraf levenslang slachtoffer van het gebeurde, altijd nagewezen en slechts betiteld als ‘Thieu van de boom’.

Luister hier de NRC podcast