Een kopie uit een rekenboek van Abraham Ketelers, (laken)koopman en secretaris van de stad Weert, maakt gewag van een weddenschap op 18 november 1638 tussen hem en Maerten van Sittart, eveneens (laken)koopman.
Op deze dag heeft Abraham Ketelers van Maerten van Sittart een gekeperde kap (een bepaald soort laken) gekocht, lang 42 ¾ el ad fl. 4 en 5 stuivers brabantse munt de el. (= ter waarde van 181 gulden 13 stuivers en 3 oort brabants) onder de volgende voorwaarde: te weeten dat Maerten moet vertrocken weesen tegen 18 november 1639 met saek ende paeck (= gepakt en gezakt), vrou ende kinder wijt (= uit) de heerlijckheijt Weerdt, aenders sal Abraham dese kap voor niet hebben.
Maerten van Sittart vertrekt inderdaad met vrouw en kinderen uit Weert naar Haarlem. Wanneer is niet precies bekend. Hij is na de dood van Willem van Heijthuijsen executeur van zijn testament en van 1650 tot zijn dood in 1666 regent van het hofje van Willem van Heijthuijsen in Haarlem.
De vrouw van Maerten van Sittart was Jannetge Dircxs en komt uit Weert en is een dochter van Ruth Dircxs.