Op 16 december 1570 klagen de zes werkmeesters van het wolambacht, Jan van Heijthusen, Sieveren van Winckel, Lem Koeijen, Goert Kolen, Wijnant Nouwen en Dijrick van Hoevel een zekere Gerit Ghijsen aan, omdat hij bij het maken van Weerter laken frauduleus gehandeld heeft.
Hij heeft wol binnen de stad gebracht en daar laken van gemaakt, wat hem door de werkmeesters verboden is, omdat de wol ondeugdelijk is. Zij eisen dat die woll, offt quaeden stoff metten brant gestrafft sall werden en de dader beboet zal worden.
De tegenpartij zegt dat het allemaal niet zo erg is en dat hij, Gerit Ghijsen, gehandeld heeft uit gebrek en armoede, een argument waarvan hij duidelijk verwacht dat de Schepenbank ervoor gevoelig zal zijn.
De XVI-mannen, een hogere bestuurslaag binnen het wolambacht, beslist dat men de wol vii mijlen wijt vuijt den Weert soude vueren und bringen gerichtelick bescheijt waer datse bleven weer. Achteraf blijkt de wol nog steeds in Weert aanwezig. De procureur namens de koning eist dat de stof verbrand zal worden en de fraudeur beboet zal worden.
De schepenbank besluit conform. Het laken en de wol zullen volgens de regels van het ambachtsboek verbrand worden en Gerit Ghijsen krijgt een lage boete van 60 stuivers.
Ruim zes en een half jaar later (13 juli 1577) is het weer raak. De werkmeesters van die tijd, Peter van Winckel, Tijs Knoups, Aert Moutz, Jan Ververs, Gerit Luijten en Servaes Ververs van wegen der wullen ambacht ende den gantzer ghemeijnten zeggen dat Gerit Gijsen sich grotelick misbruijckt heefft tegen ons wullen ambacht myt valschen verboden stoff te brengen ende te maken ende dat is tegen ons ambachtzboeck und welfaert der gantzer gemeijnte ende dat tot ii reijsen (= keer) toe ende seggen dat dat laken myt den brandt ende doer des tweij reijsen misbruijcken, tot der heeren wille.
Gerit Gijsen smeekt om genade en geeft toe dat hij fout is geweest. Hij geeft toe dat hij 15 pond Roermondse wol gebruikt heeft en 19 pond wol uit ‘s-Hertogenbosch en nog 20 pond grauwe wol. Die heeft hij de werkmeesters niet laten zien.
Dit leidt tot het volgende zware vonnis: het laken zal verbrand worden. Vervolgens beslissen de schepenen datmen Gerit Gijsen stellen sal opten block een uhr lanck tot een exempel van allen anderen und snyden hem sijn recht oir aff, und daerby gebannen te werden then ewigen dage yth den lande.