Op 15 april 1624 wordt een verordening afgekondigd omtrent het dragen van vuurwapens door burgers.
De secretaris van Weert Jan Herckenbosch is belast met de vertaling van deze uit Brussel afkomstige verordening. “Het is niet onze bedoeling om onze vazallen en onderdanen die zich op het platteland bevinden of van de stad zich daarheen begeven of van het platteland naar de stad gaan te verbieden schiettuig langer dan 32 duim (= ongeveer 80 cm) bij zich te hebben, maar wij verbieden iedereen, behalve diegenen die wacht moeten lopen, te wandelen in enige stad of gehucht bij daege ofte bij nachte met dergelijke vuurwapens gelaeden ofte ongelaeden. Dit komt de dader te staan op een boete van honderd gulden. Bovendien zal zijn gedrag ter beoordeling staan van de plaatselijke rechter.
De regering wil ook dat degenen die bevonden sullen woerden wandelende met alsulcke corte ofte lange roers (vuurwapens) terstont in gesloeten gevanckenisse gestelt woerden. Ende indien enige hun soo verre vergeeten dat sij bij daege ofte bij nachte naer ijmant schieten met alsulke Corte ofte lange roers, wij willen dat deselve gestraft worden metter doot, ende confiscatie (verbeurdverklaring) van alle goederen, ook al is het de eerste keer dat deze daad begaan is.”
In gemeentemuseum De Tiendschuur aan de Recollectenstraat in Weert is tot 2014 een verzameling van schuttersattributen te bezichtigen geweest.
Bekijk de oorspronkelijke tekst van het archiefstuk als pdf 15 april 1624 Een vroege vuurwapenwet