Paniek ten huize van Jan Pitten, wonende in de Schoolstraat. (Waar precies is niet bekend.)
Pitten zou zijn vrouw geslagen hebben.
Over wat daar gebeurd is, leggen Gerit Houtelicx (40 jr.) en Jan Tomassen (29 jr.) en Wilm Custers (30 jr.) (ook Stocxkens genoemd, hij was koster) een getuigenis af.
“dat sij meer dan eenmael gehoert hebben dat die soudaeten Jan Pitten ende sijn huijsfrou geslagen, gestooten hebben ende dat Jan vuijten huijse comen is ende tegen die naegebueren gesacht dat hem groot gewalt angedaen wordt ende overlast van hen moest lijen ende dat gheen naegebueren niet int huijs dorsten gaen om dit groten rumoers will.”
Bovendien zou Jan Pitten ketterse (protestantse) boeken in huis hebben.
Dezelfde dag getuigt Sieger van Overheijt dat Jan Pitten des morgens als die “boecken den verleden avont gehaelt waren in sijn huijs is comen ende hem gevraecht wat pene (straf) daerop stonde, waerop Sieger antworden dat hij gehoert hadde dat op lijff ende goet affgepubliceert weer ende den voorschreven Jan zeer beclaechden.”
Met ‘op lijff en goet’ wordt bedoeld dat op het bezit van ketterse (protestantse) boeken de doodstraf stond en verbeurdverklaring van goederen.