“Ik weet het niet (meer)”, schrijft Gerit Tonen in een brief van 5 oktober 1571 aan de schepenen van Weert. Reden van deze brief is een verzoek van Weertenaar Jan Neggers.
Gerit Tonen woont op dat moment in Emmerik (D) en Jan Neggers is hem daar gaan opzoeken. Neggers vraagt aan Tonen om een getuigenis te komen afleggen over een akkoord inzake een boedelscheiding waar Gerit Tonen bij aanwezig is geweest. Deze voelt daar weinig voor omdat het allang geleden is. Het is (nog) niet mogelijk deze Gerit Tonen precies te traceren, want in elke familietak komt in die tijd wel een Gerit voor. Hij behoort in ieder geval tot een aanzienlijke magistratenfamilie die in de 16e eeuw in Weert burgemeesters en schepenen geleverd heeft, o.a. Thijs Toenen, Tonis Toenen en Frans Toenen. Leden van de familie hebben in Den Briel, Haarlem en Keulen gewoond.
Hier volgt de brief:
Loft Godt altijt geschreven uijt Eijmerick (Emmerik) anno 1571 den 5 ocktober.
Eersame guijnstij[gen] lieve heeren, (hiermee worden de schepenen van Weert bedoeld) ic Gerit Tonen laet U l(ieden) weten hoe dat Jan Neggers, uwe met borger, tot mij gekomen is, en(de) heft van mij begert, dat ic mij vercleren soude, van som- mijgen verdrach en(de) deijlij(n)ge(n), die geschiet soude sijn,tussen sijnne(n) swaegers en(de) swegerse(n) soe dat mij vor steijt, dat sij alle dijnge(n) ierstmael, wel besproke(n) hebbe(n) en(de) daernae geloet, en(de) sij doen aen sto(n)dt wel te vreden gewest sijn. Wat daer nae gevalle(n) (voorgevallen) is, va(n) enijge(n) worde(n) (woorden), dat en weijt ic niet
en(de) ic en solde , oick anders niet begere(n) te tuijge(n), dan ic blijve bij die seedel (cedule, officiëel opgemaakte acte) die daer gemaeckt is, want het is oek al wat lang gelede(n), om in memorij te halde(n) wat worde(n) daer verhaelt sijn, soe blijve ic bij haer sedel.
Hier mede sijdt Godt den Heere befolen (aanbevolen) die u allen lange in gesontheijt en(de) godt sal[c]heijt wijl (wil) gespaere(n) en(de) godt wijl gonne(n) dat ghij haest (spoedig) mocht verlicht worde(n) va(n) den godt loesen (goddelozen) en(de) tyranghe(n).
Houpe geschreve(n) bij mij Gerit Tonen u l(ieden) dienar altijt.
Met “de tyranghe” wordt natuurlijk Philips II bedoeld, de koning van Spanje.