De geschiedenis van Weert verdient een goed onderkomen is de kern van de oproep van burgemeester Willem Kolkman, zoals het Kanton Weert in de editie van 18 oktober 1935 meldt.
Vooral de schutterijen hebben eeuwenlang een belangrijke rol gespeeld. Daarom heeft de burgemeester deze ook uitgenodigd voor een overleg dat enkele dagen eerder is gehouden. Hij vraagt of de schutterijen bereid zijn bijvoorbeeld koningszilver of trommels in bruikleen af te staan.
De Oude of St.-Jorisschutte en de Busschut zeggen direct hun medewerking toe. Het bestuur van de Jonge of St.-Catharinaschut moet het verzoek aan de ledenraad voorleggen.
Tijdens dat overleg is ook gemeenteontvanger Pierre Linssen aanwezig die een groot ijveraar is voor een ‘stedelijk’ museum. Hij vertelt de aanwezigen dat hij inmiddels toezeggingen heeft voor een aantal bruikleenstukken, zoals een schilderij van Graaf Jacob uit het minderbroederklooster, een daalder, geslagen in de “Munt’ aan de Molenstraat, en een bom, gevonden in de kasteelgracht. Volgens Kolkman zijn de historie van de stad en de verhalen en documenten van de vele roemruchte Weertenaren, zoals Jan van der Croon, de familie Costerius en Servilius Knapen het meer dan waard om voor het nageslacht te exposeren.
In het stadhuis aan de Markt worden de objecten in een aparte kamer aan het publiek getoond. Een groot gedeelte van de collectie die destijds is samengebracht, is in 2014 nog te zien in Gemeentemuseum De Tiendschuur aan de Recollectentraat in Weert.