Het stadsbestuur van Weert stuurt op 25 februari 1606 een brief naar N. Swijchel, gouverneur van de stad Rijnberck, nabij Münster aan de Rijn.
Wat is er aan de hand?
Merten Sommans/Sonnemans is op 17 februari 1606 op brute wijze ontvoerd en gegijzeld door een tiental Staatse soldaten. De soldaten, afkomstig uit Midden-Limburg, vallen onder het gezag van de gouverneur van Rijnberck.
Merten Sommans zit er warmpjes bij. Zo woont hij in een pand aan de Markt waar anno 2014 de sociëteit Amicitia is gevestigd. Verder is hij eigenaar van twee boerderijen, een in Swartbroek met circa twaalf en een half bunder en een boerderij in de Crangh (de Krang) met dertien bunder (een bunder is circa 9500 vierkante meter).
Sommans wordt naar een plek in de buurt van een herberg in Neer gebracht.
Tijdens de gijzeling is het er niet zachtzinnig aan toe gegaan. De gijzelnemers hebben Merten Sommans gedwongen zijn beurs, met een inhoud van circa dertig stuivers, af te geven. Zijn kleren worden stukgesneden en daarin wordt nog meer geld gevonden. Bovendien wordt Sommans gemarteld en gefolterd met dolken en hakmessen.
Het stadsbestuur is ontzet dat deze brave burger slachtoffer van dit misdrijf is geworden.
Als de gouverneur van Rijnbeck geen maatregelen neemt om de soldaten te straffen, dan zal het stadsbestuur van Weert een brief sturen aan de Staten–Generaal. Het stadsbestuur merkt daarbij op dat de inwoners van Weert een sauvegarde (vrijgeleide) voor haar inwoners hebben.
Een gedetailleerde beschrijving van de ontvoering en de martelingen is te vinden onder de titel 25 februari 1606 Een gijzeling in 1606.