2 augustus 1605: Smaad en dus wordt de eer aangetast

'Het gezag’ schilderij Cor van Geleuken Gemeentemuseum Jacob van Horne GAW Beeldbank 8953

Het beledigen van een ambtenaar in functie kan verregaande consequenties hebben, zo blijkt uit een archiefstuk van 2 augustus 1605.

Mr. Willem Breugels (notaris en optredend als procureur), zoon van Seger Breugels, heeft in een pleidooi, geschreven voor een zekere Frans Boonen, zich beledigend uitgelaten over schout Godert Kaell. Daarin vermeldt hij: “dat het claerlijck blijckt dat den Scholtiss die oneere Frans Boonen nijet aengedaen en heeft vuijt ignorantie, maer vuijt begeerlijckheijt om hem te plucken wel wetende datter wat te visschen was etc. ende dat hij schelmen ende straetschenders meer geloofs geeft dan desen Frans Boonen naebueren.’
Verder heeft hij “die eerlijcke mannen vijff oft ses in getal mingeacht als schelmen ende straetschenders oft dergelijcke woorden.’’

Z
o iets hoeft schout Govert Kaell als vertegenwoordiger van het hoogste gezag zich niet te laten welgevallen. Hij vindt namelijk “dat een officier ijemants soude suecken te plucken vuijt begeerlicheijt (dwelck nijet beter en is dan knevelen, jae stelen of rooven).”
De schout eist dat Willem Breugels deze woorden zal terugnemen en dat hij gestraft zal worden als iemand die anderen hun goede naam ontneemt. Willem Breugels haast zich te zeggen dat hij de schout niet heeft willen beledigen en het spijt hem dat hij deze woorden geschreven heeft.

Bij het proces over deze zaak staan borg voor de schout Godert Kael zijn schoonvader Willem Moesmans en voor mr. Willem Broegels zijn oom, burgemeester Jan Broegels, en Frans Colen In de Croon.