Op 20 oktober 2000 overlijdt Lei de Borgie op bijna 75-jarige leeftijd. Een markant iemand, zowel in carnavalskringen als in het ‘gewone’ leven. Hij was Prins (1948) en erelid van De Rogstaekers. Decennia lang was hij een legendarisch artiest bij de Bonte Avonden. Maar ook was hij twaalf jaar wethouder en ereburger van de gemeente Weert. Als iemand in Weert het nieuws gedurende een halve eeuw haalde èn bepaalde, was hij het wel.

Tijdens de openingszitting van De Rogstakers, rondom de elfdje van de elfdje 2000, wordt het liedje Mer gein mins van Lei Houben uitgeroepen tot vastelaovendj-lidje 2001. Op de tweede plaats eindigt Dri-j daag inne Wôlke van Peter Aquarius en met Aoj Sloffe krijgt Jo van Geneijgen de derde prijs. Alle nummers die het tot de finale brengen, staan trouwens op de elk jaar uitgebrachte – dit jaar alweer de negende – cd van De Rogstaekers.

De onderscheiding ’t Kamme-räödje wordt uitgereikt aan Rewalt Tobben, Bonte Avond-artiest en tevens dé man van Harrie en de Gebroeëke Zwiêgelkes.

Opnieuw zijn er negen Bonte Avonden (x450 bezoekers) en er is geen stoel over. Naast de optocht en het Boerenbal zijn deze voorstellingen nog steeds zo’n evenement waar je als carnavallist naar toe moet. Aan het begin van de gala Bonte Avond zijn er de gebruikelijke protocollaire ceremoniën, zoals het uitreiken van onderscheidingen. Vorst Ton verleent de hoogste Rogstaekersonderscheiding, de Orde van De Commandeur, aan Peter Coumans voor zijn ‘ontelbare en onschatbare’ verdiensten voor de vereniging. Het programma staat weer als een huis. De bewering klopt, maar geeft de dynamische kolder, de prachtige woordspelingen, de schitterende dans en de prachtige zang een beetje mank weer. Het publiek kan als het ware de snel opeenvolgende sketches, grappen en grollen nauwelijks met lachen bijhouden. Acts als Ut klupke, De gebroeders Mesche, de parodie op Weekend Miljonairs en De Metamorfose zijn even zo vele hilarische hoogtepunten. Tegen het einde van de gala-avond moet een lid van Hermeni-j de Kompeni-j het laten afweten vanwege hevige rugklachten. Even later staat hij – Rolf Peters – toch weer op de Bühne. In een geweldig USA-decor van wolkejuuëkers (wolkenkrabbers), een bar, ‘levende muziek’ door een Dixyland orkest en danseressen komt – uit een heuse jukebox en pijnvrij (smoesje dus) – de nieuwe Stadsprins Rolf II tevoorschijn. De Streek-omroep doet rechtstreeks verslag van dit spektakelstuk. Rolf is een broer van Prins Zjaak II, Rogstaekersprins in 1974. Zijn -ordeteken: Ut swingendj nuuëtje.

Op de (Bonte) Kindermiddag wordt de jeugd eerst bezig gehouden met een leuk pro-gram-ma, waarbij de mars-manne-tjes Wup en Woep een niet-gepland bezoek aan Weert brengen en de Carribbean Dutch Brassband de wichterkes in Zuid-Amerikaanse sferen brengt. Vanaf een indrukwekkende showbizztrap komt even later Ralph Tobben als Jeugdpreens Ralph I het toneel op. Als fanatiek voetballer kiest hij voor de Orde van ut voetbalbelke. Voor zijn devies heeft hij wat meer woorden nodig: Met dieës daag raak ich mieëne bal neet aan, mer gaon ich d’r met uch fleenk tieëgenaan.

Op de maandagse Bonte Avond komt een S.L.V.-delegatie weer met een ris onderscheidingen. Noël Seerden ontvangt de Zilveren Buut. En die is meer dan verdiend met al zijn werk voor De Vastelaovundj Zèngers, het liedjesfestival en het uitbrengen van de jaarlijkse cd met lokale carnavalsschlagers. Jan Lenaerts krijgt voor al zijn verdiensten voor De Rogstaekers de S.L.V.-medaille. De Adjudanten van Preens Rolf d’n twieëdje zijn Joep Dils, Jos Metsemakers en Leon Triepels. Zij presenteren zich op de Bonte Avond van vrijdag 19 januari. Zij ondersteunen Prins Rolf bij het Prinselijk devies Met meziek inne kop gaon ich dieëze vastelaovendj vuuërop. De seniorenmiddag voor de ‘derde jeugd’ brengt een gevarieerd en hoog gewaardeerd programma met onder anderen Marie Louise Kneepkens, Ton Donders, de kapel van Kerkelijke Harmonie Sint Joseph en het Weerter Mannenkoor met evergreens van voorbije Bonte Avonden. Geregistreerd door de camera’s van RKK wordt met alle flauwekul en carnavalesk theater tijdens het boerenbal de Boerenbruiloft weer opgevoerd. Geflankeerd door wederzijdse ‘familie’, worden bruid Daniëlle Meeuwissen (dochter van…) en bruidegom Erwin Adriaens door de pseudo-ambtenaar Rolf II in de onecht verbonden.

Zondag, een week voor carnaval, worden met gebruikelijk ceremonieel plus ludieke toespraken en presentjes de beide Prinsen Rolf en Ralph geïnstalleerd. Tot de geschenken behoort ook een spaarvarken voor elke wethouder. Daarmee zouden ze het met sluiting bedreigde zalencentrum Poort van Limburg kunnen kopen en het vervolgens voor weinig geld aan De Rogstaekers ter beschikking kunnen stellen… Enig inventiviteit kan de club niet worden ontzegd. Diezelfde Poort van Limburg is trouwens aansluitend de locatie voor een zeer drukke receptie van de beide Prinsen.

Tijdens de Lambieckavond wordt teruggekeken op de meest in het oog springende scheve schaatsen en minder slimme streken die Weertenaren en anderen in het nieuws hebben gebracht. De Gouden Lambieck gaat naar Mirjam Meys die in een kuil met (verse) beton viel. Zilver valt Karin van Nieuwsenhoven van café De Tramhalt ten deel. Terwijl op het toilet geen handdoeken te vinden waren, is de financiële jaarpost daarvoor erg hoog. Blijkt de boekhouder de rekeningen van het gelijknamige café in Roermond betaald te hebben! In de Buurtschap Staat in Nederweert zijn per abuis beetje bij beetje de gespaarde dennenboompjes voor een gouden bruiloft in de houtversnipperaar verdwenen: brons.

Dan de dag vóór carnavalszondag. Om 18.30 uur is de dialect-mis: ‘katholieke eredienst met een vastelaovendj-sausje’. Een uurtje later wordt dan carnaval echt in gang gezet met een daverend straatfeest vóór het oude stadhuis op de Markt. De Weerter carnavalsliedjes galmen langs de flanken van kerk omhoog. De koren zingen en de Dutch Carribbean Brassband doet de toch wel koude avondlucht vergeten. De beide Prinsen hangen de Rog, met zijn zekerheid van een aanstaande verbrandingsdood, aan het bordes van het aod stadhoeës en Weert is klaar voor de optocht van de volgende dag. Die zet zich om 13.30 uur vanaf de Parallelweg in beweging. Een kleurrijk lint van grote wagens, kleine wagens, grote groepen, kleine groepen en eenlingen golft door de met tienduizenden toeschouwers omzoomde straten van de binnenstad. En jawel! Ze leveren het hem weer: De Wuilisse met hun creatie Eine kieër inne waek gaan er, net als vorig jaar en vele jaren daarvoor, met de Knawwelprieës vantussen. Met spijtige ondertoon – zo lijkt het – wordt in de media vermeld dat de Gouwe Rog niet in Weert is gebleven. Niet voor het eerst weten De Gangmakers uit Soerendonk deze te bemachtigen. Hun praalwagen Feestlift is een en al beweging, kleur, muzikaal lawaai en met vooral oogstrelende finesses in de afwerking.

Het kan niet genoeg benadrukt worden dat een dergelijk vertoon van creativiteit, artis-ticiteit, werklust en onderlinge kameraadschap bij de optocht een heel bijzondere prestatie belichaamt waarop De Rogstaekers en Weert erg trots mogen zijn. En dat zijn ze dus ook. Bij de prijsuitreiking toont Vorst Ton dat ook hem niets menselijks vreemd is: hij moet met griepverschijnselen afhaken en zijn taken laten waarnemen door kanselier Peter.

De maandagmiddag is weer voor de kinderen. Eerst lopen ze, al dan niet met voertuigen en ander materieel, verkleed, geschminkt en gepruikt in hun optocht mee, doen ze mee aan een balonnenwedstrijd en vermaken ze zich later op hun hosmiddig. Daar worden ook de prijzen bekend gemaakt die in de optocht te verdienen zijn geweest. De Broonze Bakfiets is voor Dröpke, de Kleine Gouwe Rog gaat naar Aukje Halfers en de Zulvere Knook wordt binnengehaald door Vae wieëte ut.

Carnavalsdinsdag 16.00 uur: abdicatie van jeugdprins Ralf I. Maar eerst krijgen alle muziekkapellen die in de prijzen zijn gevallen de hun toekomende worst en herinneringsmedaille uitgereikt. Kanselier Peter (Vorst Ton nog steeds de griep niet te boven) ontdoet Ralf van ‘de uiterlijke tekenen van zijn waardigheid’ en even later is de Kleine Hoogheid weer Ralph Tobben, die lekker mag gaan voetballen. Later die dag wordt de rog van het voormalig stadhuis afgehaald en verplaatst de menigte zich naar de Nieuwe Markt. De deelnemers aan het Toêt- en Blaosfieëst krijgen daar te horen wie in de prijzen zijn gevallen. De Knawwelprieës gaat naar de Moosknienkes en 100 es geîn eîn wordt als winnaar uitgeroepen.

Als een van zijn laatste Prinselijke daden hanteert Rolf II de dirigeerstok over de aanwezige muziekkapellen en steekt hij de rog in brand. Hij wordt door de kanselier en wethouder Heymans ontdaan van zijn Prinselijke versierselen en loopt, als Rolf Peters, naar de ladderwagen van de brandweer. Begeleid door de klanken van ut es vörbeej lost hij op in het niets. Het vuurwerk boven de stad biedt een spetterende aanblik en dooft uiteindelijk – net als carnaval 2001 – onherroepelijk uit.

Prins
Rolf II Peters

Adjudanten
Joep Dils
Jos Metsemakers
Leon Triepels

Jeugdprins
Ralph I Tobben

Liedje: Mer gein mins
Zoee zee-j-e met un staêl op stap
’T ès oeeveral drök gae staotj ‘r krap
De blaetjes beer di-j schuueve
Oeever de köpkes haer
Legktj same un paar sênt bee-j-ein
Jao hieel de kliêk det ès nôw ein
Gae zingtj en dânsj en
Boeete èsj un pôkke waer

Refrein:
Mer gein mins dae d’r aan deenktj
Wi-j oeeze naam ontstânge ès
Doeerdet eederein oppe luip ging
Vör ‘ne doeetgewoeene vès
Haa-j det paert zich neet verschrokke
Nein dan waas d’r niks gebuuertj
En haa-j neemes oppe waereltj
Van oees Rogstaekers gehuuertj

Gouden Rog
C.V. De Gangmakers