‘Wil de burgerij van Weert de exploitatie van den IJzeren Man ja of nee!?’, zo luidt een vraag in het Kanton van Weert van 7 mei 1920.
Door de zandafgraving ten behoeve van het hoogspoor is nabij de Zuid-Willemsvaart een enorm meer ontstaan, ideaal voor recreatie van de Weertenaren. Een voorlopig comité onder leiding van Frans van der Laar wil met hulp van de burger de exploitatie van een badplaats en ontspanningsoord op zich nemen. Een ieder wordt dan ook opgeroepen deel te nemen aan een bijeenkomst in de zaal ‘Corona’ aan de Beekstraat.
Om aan geld te komen kan de burger een steentje bijdrage door een ‘Actie’ (aandeel) of lidmaatschap te kopen. Een Actie kost vijftig gulden met een renteopbrengst van vijf procent en het lidmaatschap voor een gezin bedraagt vijftien gulden.
Bij aankoop van een Actie ontvangt men 2,50 gulden reductie op het lidmaatschap. Twee Actiën drukken de kosten van het lidmaatschap met vijf gulden. Mocht een belangstellende de bijeenkomst niet kunnen bijwonen, dan kan ‘in gesloten couvert’ een bedrag worden achtergelaten.
Men wil er geen gras over laten groeien en al de week daarop met de werkzaamheden beginnen. Het voorlopige comité stelt verder, dat indien er te weinig belangstelling mocht zijn, zij haar taken neerlegt.
Uit latere berichten blijkt dat de bijeenkomst niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Toch gaat het comité met haar werkzaamheden door. Uiteindelijk wordt op 15 augustus 1920 het ‘Lustoord IJzeren Man’ geopend.