1920 – Vereniging IJzeren Man

Op 23 april 1920, ruim zeven jaar na de opening van de spoorlijn Weert-Eindhoven,
deden enkele burgers een oproep om te komen tot de oprichting van een ”Vereniging tot Exploitatie van de IJzeren Man”. Deze zou de 12 ha grote waterplas gaan exploiteren als bad-, roei- en zwemvijver aangevuld met een restaurant en speeltuin. Een gedurfd plan voor die tijd in zo’n katholieke streek waar openlucht zwemmen eigenlijk nog taboe was, om nog maar te zwijgen over de kosten. Ondanks het taboe verzette de toenmalige deken Haenen zich niet tegen de plannen want het zwemmen was niet meer tegen te houden en men maakte daarvoor al gebruik van allerlei vennen en beken en van het kanaal.

Op de eerste vergadering van 25 april 1920 was de belangstelling niet groot. Slechts
30 heren gaven aan de oproep gehoor. Daarom deed men een tweede oproep, ondersteund door een ingezonden brief van enkele deelnemers. Op 25 april 1920 werd toch maar een voorlopig bestuur gekozen uit de initiatiefnemers: Frans van de Laar (voorzitter), Math. van Kimmenade (secretaris), Jos Specken, eigenaar van de later gegraven Kleine IJzeren Man (penningmeester), J. Hendrix, P. Clercx en van Aken (commissarissen). Deze laatsten hadden tot taak de benodigde gronden te verwerven. De financiële belangstelling was geringer dan men gehoopt had. De intekening op de uit te geven aandelen verliep slecht. Daarbij kwam nog dat men er met het berekende aandelenkapitaal niet kon komen. Wilde
men verantwoord kunnen starten, dan was er meer geld nodig. In deze vergadering
gingen stemmen op om nu reeds de gelegenheid te openen lid te worden. Met de
contributies, die men op totaal f 1500,- schatte, dacht men al voor een groot deel te
kunnen voorzien in de dekking van de jaarlijkse onderhouds- en toezichtskosten.

Op zaterdagavond 15 mei 1920 besloot men over te gaan tot de definitieve oprichting van de vereniging. De zes voorlopige bestuursleden werden als zodanig bevestigd en concept-statuten werden opgesteld. De vereniging kreeg de statuten van een
Naamloze Vennootschap waarvan de deelnemingsbewijzen minstens twee maal
per jaar verzilverd zouden worden. Hoewel het aandelenkapitaal nog niet voltekend was, had men toch al gronden aangekocht en was men reeds met het grondwerk van de toegangsweg begonnen. Met zette vaart achter de zaak want op maandag 24 mei 1920 begon men het geld van de intekenaars al te innen, ofschoon er nog
geen enkel certificaat gedrukt was. Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat de aandeelhouders geen leden van de vereniging hoefden te zijn. De ledenwerving startte
pas later.

Ook de gemeente zag wat in de plannen en besloot op 21 mei 1920 een stuk grond in
erfpacht af te staan tegen betaling vanf 1,- per jaar. Deze erfpacht zou later overgaan op andere exploitanten en zou lopen van 1 april 1921 tot 31 maart 2020. De
raadsleden van Aubel en Mertens gingen akkoord met het voorstel mits de bestaande weg open zou blijven voor het verkeer. De erfpachters werden verplicht om het geheel goed te onderhouden, terwijl de aanwezige bomen eigendom van de gemeente moesten blijven. Was men eerst van plan het bad aan te leggen op het westelijke middenboord, later vond men het praktischer om de zuidkant daarvoor te bestemmen omdat de oever aldaar eigendom van de gemeente was die de grond gratis ter beschikking zou stellen. Men moest dan wel wat afgraven. De toegang zou worden gevormd door een acht meter brede weg. De ingang kwam achter Sluis 16. De kosten werden geraamd op f 1000,- die men via het plaatsen van aandelen ad f 50,­- bij elkaar trachtte te krijgen. Om aan de plannen grotere bekendheid te geven werd de etalage van J. Lenaerts ingericht om het plan aan het publiek voor te stellen. Een grote advertentie in “Het Kanton Weert” riep de Weertenaren op om op zondag 9 mei 1920 naar Sociëteit Corona aan de Oelemarkt te komen ten einde zich daar te laten inschrijven als lid of aandeelhouder van de vereniging. Om toegang tot het
zwembad te hebben moest men immers lid zijn. De contributie werd gesteld op
f 15,- per gezin per jaar, maar als men aandeelhouder werd kreeg men reductie variërend van f 2,50 tot f 5,-.

Op 28 mei 1920 startte de inschrijving van leden bij H. Linskens in de Langstraat.
Naast het gezinslidmaatschap kende men ook dat voor alleenstaanden Cf 10,- per
jaar). Op 12 juni hield men de eerste aandeelhoudersvergadering tijdens welke de
statuten, na een kleine wijziging, goedgekeurd werden. Het bestuur kon daarbij
trots mededelen dat de toegangsweg vanaf Sluis 16 gereed was en dat men op het
“strand” al diverse zaken gerealiseerd had. Men werkte in een hoog tempo want op
9 juli waren er al houten kiosken en banken geplaatst. Het eens zo afgelegen, rustige bos- en heidegebied kreeg het karakter van een ontspanningsoord en men ging
verder met het bouwen van een café-restaurant. Men nam zich voor om op 15 en 16
augustus het complex officieel te openen wat ook lukte. Om 3 uur zou de feestelijke
opening plaatsvinden met een Kermesse d’Eté. Ook de middenstanders en venters
konden een graantje meepikken door in een kraam of tent hun waren aan te bieden. Op maandag 16 augustus was de sluiting bepaald op 20 uur. Tot die tijd zou er
echter van alles te doen zijn: Gymnastiekuitvoering, zwemwedstrijden, kanovaren,
Bal Champêtre etc. Voor de zwemwedstrijden werd een zwemkostuum verplicht
gesteld. De afstanden bedroegen 50 en 150 meter. Verder was er nog een soort steekspel. De entree voor niet-leden bedroeg 25 cent. Honden werden op het terrein
niet toegelaten.